Als er veel voedsel is en er weinig vijanden (roofdieren) zijn, dan kunnen de konijnen in een bos zich goed voortplanten. De populatie konijnen wordt dan groter.
De omstandigheden kunnen ook ongunstig zijn. Door ongunstige omstandigheden sterven er meer individuen dan er geboren worden. De populatie wordt dan kleiner.
De populatiegrootte hangt af van invloeden uit de omgeving (biotische en abiotische factoren). Voorbeelden van biotische factoren zijn de beschikbare hoeveelheid voedsel, de aantallen natuurlijke vijanden en de aanwezige ziekteverwekkers. Voorbeelden van abiotische factoren zijn temperatuur, licht, lucht, water en bodemgesteldheid. Temperatuur, licht, lucht (wind) en water (neerslag) vormen samen het klimaat.