This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets Hoofdsstuk 6
- lees de vraag rustig door
- geef altijd een antwoord!
- check of je antwoord klopt bij de vraag
- je mag je rekenmachine gebruiken
-denk aan de tijd!!
-Je kunt 30 punten verdienen voor
21 vragen
Slide 1 - Slide
De Amerikaanse aandelenmarkt is een voorbeeld van ...
A
een concrete markt
B
een abstracte markt
C
zowel een concrete als een abstracte markt
D
geen van beide
Slide 2 - Quiz
De Kerstmarkt in Keulen is een voorbeeld van ...
A
een concrete markt
B
een abstracte markt
C
zowel een concrete als een abstracte markt
D
geen van beide
Slide 3 - Quiz
vraag
aanbod
Slide 4 - Drag question
QV
QA
vraaglijn
aanbodlijn
Slide 5 - Drag question
Aanbodlijn
Marktevenwicht
Vraaglijn van een basisproduct
Vraaglijn van een luxe product
Slide 6 - Drag question
Hoe bereken ik de evenwichtsprijs?
A
QA = QV balansmethode
B
QA = QV invullen
C
QA = QB aflezen in de grafiek
D
P invullen
Slide 7 - Quiz
Hoe bereken ik de evenwichtshoeveelheid?
A
QC = QV aflezen
B
QA = QV balansmethode
C
Balansmethode QA = QV en P invullen
D
Geen idee
Slide 8 - Quiz
Stel dat de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs. Dan is de vraag naar het product _______ dan het aanbod.
De aanbieders van het product zullen dan bereid zijn het product voor een lagere prijs te verkopen. De prijs zal dan _______. De prijs zal op de evenwichtsprijs uitkomen.
kleiner
stijgen
dalen
groter
Slide 9 - Drag question
Qv = -10P + 200 Als de prijs daalt van 14 naar 12. Wat gebeurt er dan met de vraag?
A
gelijk gebleven
B
gestegen
C
gedaald
Slide 10 - Quiz
Qv = -10P + 200 Hoeveel is de vraag bij een prijs van 14.
A
40
B
50
C
60
D
70
Slide 11 - Quiz
Qa = 5P - 25 Qv = -10P + 200 Wat is de evenwichtsprijs?
A
P = 15
B
P = 20
C
P = 25
D
P = 30
Slide 12 - Quiz
Qv = -20P + 10.000 Met hoeveel procent neemt de vraag toe als de prijs daalt van 400 naar 350.
A
25%
B
60%
C
40%
D
50%
Slide 13 - Quiz
Qa = 2P - 30 I: vanaf 15 euro worden er geen producten meer aangeboden II: Het getal -30 geeft het bedrag aan dat de aanbieder minimaal wil verdienen
A
Alleen I juist
B
Alleen II juist
C
Beiden juist
D
Beiden onjuist
Slide 14 - Quiz
Het aantal consumenten van Fanta Cassis neemt toe.
Wat gebeurt er met de vraaglijn van Fanta Cassis?
A
Die gaat naar rechts, want de vraag neemt af.
B
Die gaat naar rechts, want de vraag neemt toe.
C
Die gaat naar links, want de vraag neemt af.
D
Die gaat naar links, want de vraag neemt toe.
Slide 15 - Quiz
De voorkeur van de consument voor McDonald's neemt af: de consument is steeds meer geïnteresseerd in de Burger King.
Wat gebeurt er met de vraaglijn van McDonald's?
A
Die gaat naar links, want de vraag neemt toe.
B
Die gaat naar rechts, want de vraag neemt toe.
C
Die gaat naar links, want de vraag neemt af.
D
Die gaat naar rechts, want de vraag neemt af.
Slide 16 - Quiz
Op de markt van cola bevinden zich twee aanbieders: Coca-Cola en Pepsi Cola. De prijs van een blikje Coca-Cola neemt toe.
Wat gebeurt er met de vraaglijn van Pepsi-Cola?
A
Die gaat naar links, want de vraag neemt toe.
B
Die gaat naar rechts, want de vraag neemt af.
C
Die gaat naar links, want de vraag neemt af.
D
Die gaat naar rechts, want de vraag neemt toe.
Slide 17 - Quiz
Er komen steeds meer aanbieders van telefoons van het merk Samsung op de markt.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn van Samsung-telefoons?
A
Die gaat naar links, want het aanbod neemt toe.
B
Die gaat naar links, want het aanbod neemt af.
C
Die gaat naar rechts, want het aanbod neemt toe.
D
Die gaat naar rechts, want het aanbod neemt af.
Slide 18 - Quiz
Qa = 5P - 25 Qv = -10P + 200 Stel de prijs is 20 euro.
A
Er is een aanbodoverschot van 75
B
Er is evenwicht
C
Er is een vraagoverschot van 75.
Slide 19 - Quiz
Het wordt steeds duurder om televisies te produceren.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn van televisies?
A
Die gaat naar links, want het aanbod neemt toe.
B
Die gaat naar links, want het aanbod neemt af.
C
Die gaat naar rechts, want het aanbod neemt toe.
D
Die gaat naar rechts, want het aanbod neemt af.
Slide 20 - Quiz
Consumeren of investeren?
Mieke koopt een nieuw camerasysteem voor haar bedrijf.
A
Consumeren
B
Investeren
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 21 - Quiz
Welke functie is de aanbodfunctie?
A
... = -5P + 40
B
... = 5P - 20
Slide 22 - Quiz
Sleep de juiste getallen naar de juiste prijs & hoeveelheid.
Gegeven zijn de volgende vraag en aanbodfunctie. Sleep op basis van deze vraag en aanbodfuncties de evenwichtsprijs (P1) en evenwichtshoeveelheid (Q1). Let op: je hoeft slechts 2 antwoorden te geven.