Oefentoets hoofdstuk 1 havo

Wat is een vergelijking?
1 / 17
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Wat is een vergelijking?

Slide 1 - Open question

Wat betekent:
relatief
A
regel
B
nogal
C
nieuwe
D
gewoon

Slide 2 - Quiz

Wat betekent:
onderhevig
A
gebonden
B
gewoon
C
nogal
D
regel

Slide 3 - Quiz

Welke vergelijking kun je maken:
Hij had een hele goede conditie. Hij had ........

Slide 4 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde uit de volgende zin:
Lotte gaat vanaf zaterdag werken bij de bakker.
A
Lotte
B
Gaat
C
Gaat werken
D
Werken

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp uit de volgende zin:
Achter de sporthal zijn in de herfstvakantie twee sportvelden gemaakt.
A
Achter de sporthal
B
In de herfstvakantie
C
Zijn gemaakt
D
Twee sportvelden

Slide 6 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
De overvallers zouden de kluis met een hamer geopend hebben.


A
De overvallers
B
De kluis
C
Een hamer
D
Geopend

Slide 7 - Quiz

Geef aan of in de zin een werkwoord staat met een vast voorzetsel.
In het dorpje rook het altijd naar vis
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Geef aan of in de zin een werkwoord staat met een vast voorzetsel.
Het liefst lig ik de hele dag op de bank een boek te lezen.
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin:
De autohandelaar drong de koper sterk aan op contante betaling
A
drong de koper sterk aan
B
sterk aan op
C
aan op contante betaling

Slide 10 - Quiz

Wat is het voorzetselvoorwerp in de volgende zin:
Bij de benoeming sprak de professor over digitalisering in het onderwijs

Slide 11 - Open question

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
koningsdag
B
oosten
C
lente
D
basisschool

Slide 12 - Quiz

Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet. Kies uit: punt, komma, dubbele punt, vraagteken, aanhalingstekens.
Welk gerecht smaakt het best couscous risotto bulgur of falafel

Slide 13 - Open question

Vul de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes in.
(melden) je snel bij de conciërge, Lisa!

Slide 14 - Open question

Welk woord is juist gespeld?
A
onbeschrijflijk
B
onbeschrijvelijk

Slide 15 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
Lichaamlijk
B
lichamelijk

Slide 16 - Quiz

Oefentoets maken 
Maak de oefentoets in de digitale omgeving. 
Volgende week toets 

Slide 17 - Slide