De Present Simple
-bij een gewoonte
-als iets een feit is
-als iets regelmatig gebeurt
Je maakt de present simple door:
I/you/we/they + werkwoord
(I/you/we/they - walk)
he/she/it werkwoord + (e)s
he/she/it walks
De Present Continuous-als iets nu gebeurt
-als iets vaak gebeurt waar je je aan ergert
-als iets in de nabije toekomst plaatsvindt.
Je maakt de Present Continuous door:
I am + werkwoord + -ing
I am walking
you/we/they werkwoord + -ing
you/we/they are walking
he/she/it is + werkwoord + -ing
he/she/it is walking