Hormonen, och moedertje! Je klieren maken ze en je hele lijf en brains merken het.
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hormones!
Hormonen, och moedertje! Je klieren maken ze en je hele lijf en brains merken het.
Slide 1 - Slide
Hormonen zijn stofjes die gemaakt worden in:
A
het bloed
B
hormoonklieren
C
de maag
D
alleen de hypofyse
Slide 2 - Quiz
Sjef heeft altijd dorst, is altijd moe, heeft een hoge bloeddruk en slecht genezende wondjes.
A
Hij heeft waarschijnlijk suikerziekte
B
Hij is een aansteller
C
Hij heet waarschijnlijk Lodewijck
Slide 3 - Quiz
Uit onderzoek blijkt dat Sjef wel insuline aanmaakt. Wat is er aan de hand?
A
Sjef eet gewoon veel te veel suiker
B
Sjef maakt meer glucagon aan
C
De cellen (spieren, lever) hebben kapotte receptoren
D
Sjef doet maar wat
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Sjors
Sjors eet niet, zit te dagdromen, zucht heel veel, let niet op. Hij denkt maar aan een ding. Nou ja ding, meisje: Sjaan. Sjors is verliefd. Hoe dan? Sjors heef tin zijn bloed heel veel dopamine, noradrenaline, serotonine en phenethylamine.
Slide 6 - Slide
Kan Sjors door deze hormonen verliefd worden?
A
Ja hoor, zelfs op de deurmat
B
Wel euforische gevoelens hebben
C
Nee, alleen op Sjaan
Slide 7 - Quiz
Gaat verliefdheid over?
A
Ja, altijd
B
Ja, maar het kan weer terugkomen
C
Zonder seks wel
D
Nee, nooit!
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Brains!
Je hersenen horen bij het centrale zenuwstelsel. Het ruggenmerg in je ruggengraat ook. Je brein ontwikkelt zich razendsnel na je geboorte (daarvoor trouwens ook). Er komen na je geboorte geen hersencellen meer bij, wel verbindingen.
Slide 10 - Slide
Brains!
In je boek (blz. 250) zie je dat je gedurende het opgroeien steeds meer gebieden ontwikkelt. je bent nu ook nog niet 'af'. Meiden lopen trouwens wel voor op jongens.
Slide 11 - Slide
Brains!
Zo rond je 25e jaar is je brein wel af. Sterker nog: dan begint de aftakeling al een heel klein beetje...
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Alcohol is slecht voor je brein:
A
Het sust de hersencellen in slaap
B
Je hersencellen sterven er door af
C
De verbindingen komen niet tot stand
D
Verdere groei wordt geremd
Slide 14 - Quiz
Lekker!
Meer serotonine: dit beïnvloedt je stemming en maakt je empathischer. Mensen in de kroeg zijn opeens een stuk knapper..
Meer dopamine: actiever, energieker en enthousiaster én luidruchtiger.
Meer endorfinen: euforie. Natuurlijke pijnstillers van je lichaam. Het geeft je een ontspannen genot.
Slide 15 - Slide
'Dronken zijn is niet erg, je wordt vanzelf weer nuchter.
A
'Nou, de kater komt later...
B
Je wordt minder slim dan je zou kunnen worden
C
Wel erg, je hersencellen zijn echt dood
D
Je lever gaat anders wel stuk
Slide 16 - Quiz
Brains!
We gaan even dieper in op de werking van je zenuwcellen. Die vormen de basis van je brein.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Noem zoveel mogelijk onderdelen van een zenuwcel
Slide 20 - Open question
Hoe heten de vettige buisjes om de het uitsteeksel van de zenuwcel?
Slide 21 - Open question
Waar dienen de myelineschedes voor?
A
Zonder myelineschede geen transport van het signaal
B
Het transport van het signaal gaat veel langzamer
C
Het transport van het signaal gaat de verkeerde kant op
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Video
Op welke manieren gaat een signaal van de ene cel naar de andere?
Slide 24 - Open question
Slide 25 - Slide
Noem alle onderdelen die je kent van de synaps.
Slide 26 - Open question
Alzheimer
Slide 27 - Slide
Alzheimer ongeneeslijk
Er is nog geen geneesmiddel tegen Alzheimer.
Je kunt wel iets doen om het zoveel mogelijk te voorkomen of de ziekte af te remmen.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Welke (algemene) maatregelen kun je nemen tegen de ziekte van Alzheimer?
Slide 30 - Open question
Gezond
Train veelvuldig
Neem deel aan sociale activiteiten
Zorg voor een gezond dieet
Zorg voor slaap van goede kwaliteit
Doeltreffend omgaan met stress
Staak het roken
Zorg voor een gezonde verhouding tussen gewicht en lengte
Slide 31 - Slide
Noem twee oorzaken van Alzheimer
Slide 32 - Open question
Wanneer begint de ziekte?
Niet iedereen krijgt Alzheimer. De meesten die het krijgen zijn 70 jaar of ouder. Maar het komt ook voor bij jongere mensen, vanaf 40 jaar.
Slide 33 - Slide
Wat kun je NU al doen om de kans op Alzheimer te verminderen?