Les 18 Vorbereitung Idiomklassenarbeit

Montag, den 17. Dezember 2018
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Montag, den 17. Dezember 2018

Slide 1 - Slide

Programm
1. Lernziele
2. Worauf sollt ihr achten?
3. Diagnostischer Test
4. Evaluation
5. Quizlet

Slide 2 - Slide

Lernziele
  1. Am Ende der Stunde wisst ihr was ihr noch für die Prüfung lernen musst.
  2. Am Ende der Stunde wisst ihr welche Übungen in der Idiomprüfung enthaltet sind.

Slide 3 - Slide

Worauf sollt ihr achten?
Leer woorden zoals genau, denn , manchmal etc. (bijwoorden, voegwoorden) goed. Deze woorden kun je minder goed herkennen in een zin (Lernboxen 1 2,3, 4) Duits-Nederlands.

Alle vakken van school met hoofdletter: Deutsch, Erdkunde, etc.

Slide 4 - Slide

Redemittel

Veel voorzetsels zijn in het Duits anders dan in het Nederlands.

op dezelfde basischool              in derselben Grundschule

naar mijn feestje                            zu meiner Party
voor engels                                      in Englisch
geen zin in school                        keinen Bock auf die Schule
zit je op de havo                            gehst du in die Realschule
naar de bioscoop                          ins Kino
ik ben jarig op 29 juli                   ich habe Geburtstag am 29. Juli

Slide 5 - Slide

Redemittel
heel zwak                              sehr schlecht
gemiddeld                            durchschnittlich
eine Eins                                een één
's avonds                                abends

Slide 6 - Slide

Weiter achtet auf
  1. Hoofdletters zelfstandige naamwoorden (ook bij de e-mail)
  2. Umlaut " en vervoegen van werkwoorden (ook bij de e-mail)
  3. juiste lidwoord als het gevraagd wordt en let daarop bij de Redemittel. Door de grammatica weet je de regels!
  4. Bij de Redemittel vul in wat je wel weet!!!!
  5. Bij de 2e oefening denkt aan eerst vertalen woorden, wat voor soort past erin (zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijwoord etc.), daarna kijken welke woorden je makkelijk kunt invullen, zoals na een lidwoord/bezittelijke vnw een zelfstandig naamwoord, na een persoonsvorm een werkwoord, aan het einde van een Duitse zin staat vaak een werkwoord. Als check vertaal de zin en kijk of het een goed lopende Nederlandse zin is met het ingevulde woord erin.


Slide 7 - Slide

Diagnostische toets

Maak opgave 1 t/m 4.
5 maak je eventueel thuis.

Fertig?
Lernt das Idiom für die Prüfung morgen.

timer
7:00

Slide 8 - Slide

Evaluation

Wat weet je al?
Wat moet je nog moet leren voor morgen?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide