Grammar: Persoonlijke en Bezittelijke Voornaamwoorden

Welcome class
today: tb p. 13: 
Personal pronouns
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome class
today: tb p. 13: 
Personal pronouns

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Today ...
Today we’re going to talk about personal pronouns ( persoonlijke voornaamwoorden)

Our goal: at the end of the lesson you know how to use the personal pronouns!

Slide 3 - Slide

Uitleg ...
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 4 - Slide

Uitleg ...

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 8 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 9 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 10 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its

Slide 17 - Quiz

We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our

Slide 18 - Quiz

The cat has a collar.
____ collar is the colour red.
A
her
B
his
C
its
D
our

Slide 19 - Quiz

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Link

Well done!


Slide 22 - Slide

Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin:
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 23 - Quiz

Next time ...

Slide 24 - Slide

Geef de persoonlijke voornaamwoorden in het Engels.

Slide 25 - Open question

Persoonlijke voornaamwoorden (niet als onderwerp)
mij = me
jou = you
hem = him
haar = her
het = it
ons = us
jullie = you
hen = them
Bijvoorbeeld: We can see HIM and he can see US.

Slide 26 - Slide

I love my dog. And my dog loves ... .
A
me
B
her
C
you
D
them

Slide 27 - Quiz

You have our address. You can visit ... tomorrow.
A
me
B
us
C
you
D
them

Slide 28 - Quiz

This is Mike's phone number. Call ... !
A
you
B
him
C
her
D
us

Slide 29 - Quiz

Where is your sister? I have a message for ... .
A
me
B
it
C
her
D
us

Slide 30 - Quiz

We have six dogs. We love ... .
A
you
B
him
C
them
D
her

Slide 31 - Quiz

Welcome! Can I help ... ?
A
me
B
you
C
it
D
us

Slide 32 - Quiz

That's my cat. Can you see ... ?
A
me
B
her
C
it
D
us

Slide 33 - Quiz

Welk voornaamwoord gebruik je voor dingen en dieren?
A
me
B
him
C
her
D
it

Slide 34 - Quiz