Oefentoets H2 Van de bergen naar de zee

Oefentoets hoofdstuk 2
Welkom bij de oefentoets over hoofdstuk 2 Van de bergen naar de zee. De toets gaat over paragraaf 2.1 t/m 2.4. 
Deze oefentoets bestaat uit 16 vragen. Over elk paragraaf worden 4 vragen gesteld. Dit zijn twee meerkeuzevragen (of een simpele sleepvraag), hier krijg je 1 punt per vraag voor. Daarnaast zijn er nog 2 open vragen (of een uitgebreidere sleepvraag), waar je 2 punten per vraag voor kan krijgen. In totaal zijn er dus 24 punten te halen.
Heel veel succes!!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets hoofdstuk 2
Welkom bij de oefentoets over hoofdstuk 2 Van de bergen naar de zee. De toets gaat over paragraaf 2.1 t/m 2.4. 
Deze oefentoets bestaat uit 16 vragen. Over elk paragraaf worden 4 vragen gesteld. Dit zijn twee meerkeuzevragen (of een simpele sleepvraag), hier krijg je 1 punt per vraag voor. Daarnaast zijn er nog 2 open vragen (of een uitgebreidere sleepvraag), waar je 2 punten per vraag voor kan krijgen. In totaal zijn er dus 24 punten te halen.
Heel veel succes!!

Slide 1 - Slide

De volgende vragen gaan over paragraaf 
1 De vorming van de Alpen.

Slide 2 - Slide

1. Wat zijn endogene krachten?
A
Krachten die de aarde van binnenuit veranderen.
B
Krachten die de aarde van buitenaf veranderen.

Slide 3 - Quiz

2. Welke soort verwering
is op de foto te zien?
A
Chemische verwering
B
Mechanische verwering

Slide 4 - Quiz

Eerst               Daarna           Nu
3. Sleep de plaatjes in de juiste volgorde. Hoe zijn de Alpen ontstaan? 

Slide 5 - Drag question

4. Hoe kan het dat je nu soms fossielen op berghellingen in de Alpen kunt vinden?

Slide 6 - Open question

De volgende vragen gaan over paragraaf 
2 Rivieren van ijs.

Slide 7 - Slide

5. Welk antwoord is juist?
A
Morenen bestaan uit oude, korrelige sneeuw en zijn het begin van een gletsjer.
B
Eindmorenen laten zien tot waar een gletsjer ooit kwam.
C
Een gletsjer vormt een V-dal.
D
Gletsjers kunnen geen materiaal meevoeren.

Slide 8 - Quiz

6. Welk dal is door een gletsjer gevormd?
A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

7. Leg uit waarom er bij een hogedrukcentrale vaak een stuwdam ligt.

Slide 10 - Open question

8. Sleep de begrippen naar de juiste plek. 
Stroomopwaarts
Zacht gesteente
Hard gesteente
Stroomafwaarts

Slide 11 - Drag question

De volgende vragen gaan over paragraaf 
3 Het stroomgebied van de Rijn

Slide 12 - Slide

9. Een laaggelegen deel van de aardkost dat langs een breuk naar beneden is gegleden, noem je een:
A
Gletsjer
B
Zijmorene
C
Horst
D
Slenk

Slide 13 - Quiz

10. De Maas is 935 km lang en ontspringt op een hoogte van 1.500 meter.

Wat is het verhang van de Maas?
A
935 km/1.500 m= 0,62 km/ m
B
935 km/ 1.500 m= 623 km/m
C
1.500m/935km= 1,6 m/ km
D
1.500 m/ 935 km= 0,0016 m/ km

Slide 14 - Quiz

11. Stroomt de rivier sneller bij A of B? En bij welke letter vindt sedimentatie plaats en bij welke erosie?

Slide 15 - Open question

12. Leg uit hoe een hoefijzermeer ontstaat. Gebruik in je antwoord de woorden 'meander(en)' en 'erosie'

Slide 16 - Open question

De volgende vragen gaan over paragraaf 
4 Kustvormen

Slide 17 - Slide

Een aanslibbingskust ontstaat door ......................................
13. Sleep het goede begrip naar de juiste plek.

Een klifkust ontstaat door ...............................
Erosie
Sedimentatie

Slide 18 - Drag question

14. Waar hangt de kracht van een golf NIET van af?
A
De kracht van de wind
B
Hoe lang de wind waait
C
De richting van de wind
D
Welke afstand de golven hebben afgelegd

Slide 19 - Quiz

15. Bepaal de goede volgorde in het ontstaan van duinen.
Zet hier stap 1
Zet hier stap 2
Zet hier stap 3
Verderop wordt het zand afgezet door de wind en vormt het duinen.
 Hier vindt sedimentatie plaats.

De strandwal is afgezet door de zee en komt droog te liggen bij eb.
Het zand droogt op en wordt meegenomen door de wind.
 Hier vindt transport plaats.

Slide 20 - Drag question

Ontstaan van een klifkust
16. Hoe ontstaat een klifkust? Vul de goede volgorde in.
De scheur wordt groter en vormt een grot
De grot is uitgehold en doorgestoken
De grot is ingestort uiteindelijk verdwijnt ook de pilaar.
de zee erodeert de zwakke plekken

Slide 21 - Drag question

Je hebt nu alle toets vragen gehad. Hoe ging de oefentoets?
A
Heel goed
B
Goed
C
Slecht
D
Heel slecht

Slide 22 - Quiz


Deze toets bestond uit 16 vragen, waar je in totaal 24 punten voor kan krijgen. Hoeveel punten denk je dat jij hebt gehaald?

Slide 23 - Open question

Welk paragraaf vond je het moeilijkst?
A
2.1 De vorming van de Alpen
B
2.3 Het stroomgebied van de Rijn
C
2.2 Rivieren van ijs
D
2.4 Kustvormen

Slide 24 - Quiz

Als je klaar bent met je oefentoets kan je gaan leren voor de toets. Maak hiervoor een samenvatting of een mindmap van het paragraaf dat jij het moeilijkst vindt.
Veel succes met leren en de toets volgende week!

Slide 25 - Slide