4.7 grammatica

Lezen!


Pak je leesboek (gele scooter) en ga lezen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Lezen!


Pak je leesboek (gele scooter) en ga lezen.

Slide 1 - Slide

Lezen!


Pak je leesboek (hot spot) en ga lezen.

Slide 2 - Slide

Lezen!


Pak je leesboek (chatgevaar) en ga lezen.

Slide 3 - Slide

Deze week
- Uitleg 4.7
- Uitleg 4.4 advertentie
- Weektaak maken
- Lezen (met uitleg boektoets)

Slide 4 - Slide

Leerdoelen (4.7)

je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is 
je weet wat een vragend voornaamwoord is 
je herhaalt alle geleerde woordsoorten

Slide 5 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Met een aanwijzend voornaamwoord (av) kun je iets of iemand aanwijzen.

deze keer, die docent, dit taartje, dat grapje

Slide 6 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Meestal gebruik je een aanwijzend voornaamwoord bijvoeglijk, het staat dan voor een zelfstandig naamwoord.

Voor een het-woord staat dit of dat: dit proefwerk, dat opstel.
Voor een de-woord staat deze of die: die hoek, deze vrouw, die scholen, deze opstellen.

Slide 7 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Dit, dat, die en deze kun je ook zelfstandig gebruiken. Er staat dan geen zelfstandig naamwoord achter. Het wijst terug naar iets wat eerder genoemd is.

Dat was leuk! Kun je dit nog een keertje doen?
Mooie sneakers, die wil ik ook! Je kunt deze wel van me overnemen, ze zijn mij te klein.

Slide 8 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 9 - Slide

Vragend voornaamwoord
Met een vragend voornaamwoord (vrv) vraag je naar een persoon of een ding.

Wie is dat? Wat is er gebeurd?
Welke landen horen bij Europa?

Slide 10 - Slide

Vragend voornaamwoord
Er zijn vier vragende voornaamwoorden: wie, wat, welk(e) en wat voor (een).

Wie en wat kunnen zonder andere woorden een zinsdeel zijn.

Wie wil er nog een ijsje?
Wat moeten we leren voor Frans?

Slide 11 - Slide

Vragend voornaamwoord
Er zijn vier vragende voornaamwoorden: wie, wat, welk(e) en wat voor (een).

Welk(e) en wat voor (een) horen meestal bij een zelfstandig naamwoord:
Ik ben benieuwd welke artiest jij goed vindt.
Wat voor (een) pizza wil je?

Slide 12 - Slide

Vragend voornaamwoord

Slide 13 - Slide

Welke woordsoorten ken je nu?
1. Lidwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Voorzetsel
5. Hulpwerkwoord
6. Zelfstandig werkwoord


7. Persoonlijk voornaamwoord
8. Bezittelijk voornaamwoord
9. Aanwijzend voornaamwoord
10. Vragen voornaamwoord
11. Hoofdtelwoord
12. Rangtelwoord

Slide 14 - Slide

4.4 advertentie

Slide 15 - Slide

4.4 advertentie

Slide 16 - Slide

4.4 advertentie

Slide 17 - Slide

4.4 advertentie

Slide 18 - Slide

4.4 advertentie - inleveren

Slide 19 - Slide

Weektaak
  • 4.7 opdracht 1 t/m 4, 6 t/m 10 - Vrijdag 5 april af
  • Werkblad herhaling woordsoorten - Vrijdag 5 april af

  • 4.4 schrijftaak 'advertentie' van opdracht 14, 15 en 16 van 4.4 (donderdag 28 maart inleveren in It's Learning)
  • Boek lezen


Slide 20 - Slide