3K Grammatica Spelling toetsweek 1 2022

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

 3K

Grammatica + Spelling

toetsweek 1

zinsdelen

werkwoordspelling

hoofdletters

Een bijwoordelijke bepaling kun je ook uit de zin weglaten

1. waar
2. niet waar

Ik heb een broodje voor je gekocht.
een broodje =

1. werkwoordelijk gezegde
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Ik heb een broodje voor je gekocht.
heb gekocht =

1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. meewerkend voorwerp
4. lijdend voorwerp

Elke zin heeft een bijwoordelijke bepaling

1. waar
2. niet waar

Als een zin geen lijdend voorwerp heeft, is er ook geen meewerkend voorwerp

1. niet waar
2. waar

Een zin kan meer dan één bijwoordelijke bepaling hebben

1. waar
2. niet waar

Klas 3 krijgt grammatica in de toets.
grammatica =

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp
4. bijwoordelijke bepaling

Hoeveel woorden zijn bijwoordelijke bepaling?
In het weekend werken veel leerlingen in een winkel.

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

De vraag: aan wie/ voor wie
hoort bij het lijdend voorwerp

1. waar
2. niet waar

Een bijwoordelijke bepaling zegt iets over "waar" "wanneer" "waarom" "waarmee" of "hoe"

1. waar
2. niet waar

Voor mijn vrienden doe ik alles.
Voor mijn vrienden =

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp
4. werkwoordelijk gezegde

Ik gaf hem een klap voor zijn bek.
Een klap voor zijn bek =

Gisteren was ik chagrijnig.
Gisteren =

Een persoon in een zin die niet het onderwerp is, is altijd het ....

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik heb vanmorgen een kop koffie gedronken.

Wat is het onderwerp?
Ben ik niet aardig geweest tegen Bart?

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik heb hem een broodje gegeven.

Het onderwerp en de persoonsvorm zijn allebei meervoud of allebei enkelvoud.

1. Niet waar
2. Waar

De kudde koeien ....... in de wei.

1. loop
2. lopen
3. loopt

De helft van de klas ....... (komen, tt) te laat.

De zwerm bijen ....... (vliegen, vt) achter de imker aan.

1. vlogen
2. vloog
3. vliegde
4. vliegden

Klas 3K ........ (halen, vt) het hoogste cijfer voor hun toets.

Mijn zusje en ik ......... (hebben, tt) kleedgeld gekregen.

(vinden, tt) ..... Erik wiskunde moeilijk?

1. vind
2. vindt

Lelijke foto's ......... (verwijderen, tt) hij meteen.

Ik ........ (beantwoorden, tt) mijn appjes altijd meteen.

(Worden, tt) ....... jij ook altijd zenuwachtig voor een toets?

Hij is vorig jaar naar Hoofddorp ...... (verhuizen, vd).

1. verhuist
2. verhuisdt
3. verhuisd

Ik ..... (posten, vt) gisteren een rare foto op Instagram.

Zij heeft die foto meteen ......(verwijderen, vd).

Heb jij op die vacature ........
(reageren, vd)?

Hoeveel hoofdletters?
gisteren is meneer van veen naar amsterdam geweest.

Met Vriendelijke Groet,

1. goed
2. fout

Hoeveel hoofdletters?
erik werkt bij de albert heijn en sheila bij de bakker.

Geachte heer/mevrouw,

1. goed
2. fout

Hoeveel hoofdletters?
mijn naam is leonie kruik en ik geef nederlands op het herbert vissers college in nieuw-vennep.

1. 7
2. 6
3. 8
4. 9

EINDE!