14. Grammar - giving advice

Aan het einde van de les:
Ken je de betekenis van 
should/must/have to 
en kun je deze op een goede manier in een zin gebruiken.
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Aan het einde van de les:
Ken je de betekenis van 
should/must/have to 
en kun je deze op een goede manier in een zin gebruiken.

Slide 1 - Slide

Prepositions of time

Slide 2 - Slide

Aantekening (1):
should (not) + hele werkwoord = zou (niet)
Je geeft advies of raadt iets af.

Examples: 
You shouldn't go there.
We should help him.

Slide 3 - Slide

Aantekening (2):
must (not) + hele werkwoord = moet (niet)
Je geeft hiermee een dwingend advies. Het is dwingender dan wanneer je 'should' gebruikt.

Examples:
You must go home immediately!
You mustn't smoke, it is unhealthy.

Slide 4 - Slide

Aantekening (3) :
have/has to + hele werkwoord = moeten
Dit geeft aan dat er een verplichting is (vaak opgelegd door anderen). 

Examples:
You have to stop at a red traffic light. 
He has to be home at 9 o'clock.

Slide 5 - Slide

Aantekening (4):
don't/doesn't have to = niet hoeven

Examples:
You don't have to do your homework.
He doesn't have to walk home.

Slide 6 - Slide

Practice
Op de volgende dia's vind je sites waar je kunt oefenen. 
Good luck!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide