Lesson 4: Grammar chapter 2 - Notes th1h

1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Today's Lesson
Goal: I can make questions and negative sentences in the present simple

 
  • Kahoot: Love me, Love me not
  • Homework check
  • Grammar Notes: Present simple questions and negative sentences
  • Kahoot: present simple questions and negations

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Homework
Stepping Stones
Page 100 + 101
assignment 29, 30 and 31
Page 102 + 103
assignment 32, 33 and 34



Slide 5 - Slide

Present Simple: Questions
                  Er zijn 4 manieren om een vraag te maken in de present simple

Manier 1: Je zet do/does aan het begin van de zin, daarna het onderwerp, gevolgd door het tweede werkwoord in de stam vorm
For example:
Do you work at school?
Does she like me?

Manier 2: je gebruikt een hulpwerkwoord om een vraag zin te maken
For example:
Could you pass me the sugar?
Should I study hard for the test?


Auxiliary verbs (hulpwerkwoorden):
- Could        - May
- Should     - Might
- Can           - Would
- Will

Slide 6 - Slide

Present Simple: Questions
                 Er zijn 4 manieren om een vraag te maken in de present simple

Manier 3: Je gebruikt een interrogative pronoun om een vraag te maken
For example:
Why are you so mean?
What can I do?
Who are you?

Manier 4: je gebruikt een vorm van het werkwoord to be in de tegenwoordige tijd om een vraagzin te maken
For example:
Am I pretty?
Is she happy?
Are we together?


Interrogative pronouns:
- What        - How
- Where     - Who
- When       
- Why
To be:
am
is 
are

Slide 7 - Slide

Present Simple: Negations
            Er zijn 3 manieren om een ontkennende zin te maken in de present simple

Manier 1: je gebruikt het werkwoord don't/doesn't, gevolgd door de stam van het tweede werkwoord
For example:
I don't like you
She doesn't care about you

Manier 2: je gebruikt een vorm van het werkwoord to be in de tegenwoordige tijd om een ontkennende zin te maken te maken
For example:
I am not pretty
She isn't happy
We aren't together anymore

Met ontkennende zinnen waarbij het onderwerp she/he/it is wordt de SHIT-rule alleen toegepast op het eerste werkwoord. Dus het wordt:
she doesn't walk home  = goed!
NIET: she doesn't walks home = fout!
To be:
am not
isn't
aren't

Slide 8 - Slide

Present Simple: Negations
Er zijn 3 manieren om een ontkennende zin te maken in de present simple

Manier 3: je gebruikt een hulpwerkwoord (auxiliary verb) om een ontkennende zin te maken
For example:
I can't like you
She shouldn't do that


Hulpwerkwoorden (auxiliary verbs) in de ontkennende vorm:
- Shouldn't        - Mightn't 
- Couldn't
- Wouldn't
- Can't
- Won't
 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link