V2 - K8: Paragraf F: Sprechen + Modalverben wiederholen

V2 - Woche 21 - Stunde 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V2 - Woche 21 - Stunde 2

Slide 1 - Slide





Grammatik: Modalverben wiederholen + extra üben

Sprechen: Wer bin ich?

Fertig = Sprachmittel Kleidung und Aussehen lernen

Lernziele:
- Je kunt de Modalverben actief in de tegenwoordige tijd gebruiken. 
- Je kunt vragen stellen en antwoord geven over kleding en uiterlijk. 
Planung
Overhoring: Herkansing / Inhalen Wortschatz K8 --> Kwizl
Mittwoch: herkansing / inhalen K8 Wortschatz B (NL-DU) & ACDH (DU-NL)
Freitag: Prüfung Hörfertigkeit 2 (H2duA)

Slide 2 - Slide

können
mögen
müssen
sollen
wollen
wissen
dürfen
möchten
mogen, toestemming hebben 
weten
kunnen
houden van
lusten
leuk vinden
willen
moeten 
( wil ander)
moeten 
( noodzaak)
moeten 
( mening vragen)
zou graag willen (wens)

Slide 3 - Drag question

Wat denk jij: Wat is het verschil in betekenis tussen 'müssen' en 'sollen'?

Slide 4 - Open question

die Modalverben: betekenis
  • dürfen   (= mogen, toestemming hebben)
  • können (= kunnen)
  • mögen  (= lusten, leuk vinden, houden van)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • sollen  (= moeten als wens van een ander, advies, bevel)
  • wollen  (= willen)
  • wissen (= weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)
  • möchten (= zou graag willen - geen modaal ww)

Slide 5 - Slide

Maak af:
modale werkwoorden hebben
in de tegenwoordige tijd (uitz: sollen) klankverandering bij:
A
ich, du, er/sie/es
B
alle vormen
C
ich, er
D
wir, sie/Sie

Slide 6 - Quiz

Welke vormen krijgen geen uitgang?
(Er komt geen uitgang achter de stam)
Dit zijn:
A
ich, du
B
ich, er
C
du, er
D
ich,du,er

Slide 7 - Quiz

Kenmerken Modalverben o.t.t.
  • Ze hebben bijna allemaal een klinkerwisseling in de enkelvoud vormen    (ich, du, er/sie/es).

  • Bij alle Modalverben krijgen de ich/er, sie, es vorm geen uitgang.  

Je moet de vormen (ich, du er/sie/es) goed uit je hoofd leren!




Slide 8 - Slide

GR
AMMAT
I
K

A

Slide 9 - Slide

GR
AMMAT
I
K

A

Slide 10 - Slide

_______ man hier rauchen?
(mogen)
timer
0:30

Slide 11 - Open question

Du ______ den Mund halten!
(moeten)
timer
0:30

Slide 12 - Open question

Glaubt ihr, dass ihr teilnehmen _____?
(kunnen)
timer
0:30

Slide 13 - Open question

Kleine Kinder _______ gerne Schokolademilch.
(lusten, houden van)
timer
0:30

Slide 14 - Open question

______ du gerne Schokoladenmilch?
(lusten / houden van)
timer
0:30

Slide 15 - Open question

Er ________ keine Freunde sehen.
(mogen)
timer
0:30

Slide 16 - Open question

Ich ____ morgen gerne Tennis spielen.
(willen)
timer
0:30

Slide 17 - Open question

______ ihr morgen kommen?
(kunnen)
timer
0:30

Slide 18 - Open question

Sprachmittel: Kleidung und Aussehen
besprechen: Sprachmittel (Buch S. 86)
Sprechen zu zweit: 3 Sprechaufgaben nach Wahl (Aufg. 36, 37, 38, 39, 41, 42)
Hilfsmittel: Sprachmittel & Lernlisten K8
Zeit: 10 Minuten, danach besprechen

Klaar = Afronden online Paragraf E: Grammatik (Modalverben, 80%) 


timer
10:00

Slide 19 - Slide

Nächste Stunde
Neues Thema: Einkaufen
 --> Wortschatz 

Slide 20 - Slide

Spiel: Wer bin ich?
Mit wem: Bilde Gruppen von 4 
timer
10:00

Slide 21 - Slide