This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Na deze les
- kun je verkleinwoorden op een goede manier spellen.
Een verkleinwoord maak je door achter het woord een achtervoegsel te plaatsen. Meestal schrijf je het zoals het klinkt.
dop -> dopje
slak -> slakje
boom -> boompje
Bij sommige woorden kan je niet horen hoe je het verkleinwoord spelt :
Regels:
Regels :