De schrijver laat in zijn boek één van de Surinaamse vrouwen in 1883 de tentoonstellingscatalogus voorlezen aan de anderen: "
De boschnegers zijn jaloersch, wantrouwend en haatdragend van karakter en daarbij zeer lui, vooral de mannen." Het is niet te bewijzen dat zij die inderdaad voorgelezen heeft, maar waarom denk je dat Arend van Dam er voor koos om dit op deze manier aan de lezer te vertellen?
Antwoord op de volgende dia.