Inleiding Caesar

1 / 72
next
Slide 1: Slide
Latijn en GrieksSecundair onderwijs

This lesson contains 72 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat weet je over Caesar?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Republiek
Keizerrijk
Koninkrijk
753 - 509v. Chr
509 - 27 v. Chr
27 v. - 476 n. Chr

Slide 4 - Drag question

In welk van de drie bestuursvormen moeten we Caesar situeren?
A
koninkrijk
B
republiek
C
keizertijd

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welke grote rivaal vernietigde Rome halverwege de 2de eeuw v.C.?
A
Athene
B
Perzen
C
Sparta
D
Carthago

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Ter conclusie: wat waren de gevolgen van de territoriale uitbreiding van het Romeinse rijk?
A
minder grote kloof tussen arm en rijk
B
grotere kloof tussen arm en rijk
C
belang van de senaat vermindert
D
senaat wordt steeds belangrijker

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Optimates en populares
Populaire partijen avant la lettre?

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Van welke superlatief is de term optimates afgeleid?

Slide 26 - Open question

Van welk adjectief is dit de superlatief?

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Van welk substantief is de term populares afgeleid?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

CONFLICT  1
Marius versus Sulla

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Wat zou het gevolg van deze militaire successen zijn voor Marius persoonlijk?

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Hoe zou Marius zich gevoeld hebben bij deze beslissing?
A
opgelucht
B
bang
C
jaloers
D
blij

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Wie kwam als overwinnaar uit deze eerste burgeroorlog?
A
Marius
B
Sulla

Slide 45 - Quiz

Wie kreeg als gevolg hiervan meer macht in Rome?
A
het volk
B
de senaat

Slide 46 - Quiz

CONFLICT  2
De slavenopstand / Crassus en Pompeius

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Wie stond aan de leiding van de grote slavenopstand?
A
Spartacus
B
Crassus
C
Pompeius
D
Marius

Slide 53 - Quiz

Wie ging met de pluimen lopen nadat de slavenopstand de kop was ingedrukt?

Slide 54 - Open question

Wie had de macht van de volksvergadering eerder tot een minimum herleid?

Slide 55 - Open question

CONFLICT  3
De piraten / Pompeius en de senaat

Slide 56 - Slide

Slide 57 - Slide

Wat zouden de gevolgen hiervan kunnen zijn?

Slide 58 - Open question

Slide 59 - Slide

Slide 60 - Slide

Slide 61 - Slide

Waarom maakt dit Pompeius volgens jou populair bij het plebs?

Slide 62 - Open question

Slide 63 - Slide

Welke Pontische koning speelde de Romeinen al eerder parten?
A
Pharnaces van Pontus
B
Mithridates van Bithynia
C
Mithridates van Pontus
D
Pharnaces van Bithynia

Slide 64 - Quiz

Slide 65 - Slide

Slide 66 - Slide

Slide 67 - Slide

Slide 68 - Slide

Wat betekenen de woorden 'ne quid in re publica ageretur quod ulli e tribus displicuisset'?

Dat er niets in de staat zou gebeuren...
A
dat niet eerder was voorgevallen
B
dat ze niet vooraf hadden besproken
C
dat één van de drie niet beviel
D
dat slechts één van de drie had verlangd

Slide 69 - Quiz

Caesar

Slide 70 - Slide

Slide 71 - Slide

Slide 72 - Slide