This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Waar of niet waar? Je schrijft een tussenletter -e- in een samenstelling als het eerste deel alleen een meervoud op -en (bijvoorbeeld het woord 'vis') heeft.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Waar of niet waar? Je schrijft een tussenletter -e- in een samenstelling als het eerste deel een meervoud op -en én op -s (bijvoorbeeld het woord 'groente') heeft.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Ik houd van vanille- en kokosijs.
A
Dit is een goede samentrekking
B
Dit is een foute samentrekking
Slide 10 - Quiz
In de toetsweek worden er lange en korte toetsen afgenomen.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking
Slide 11 - Quiz
Maak zelf de samentrekkingen:
gamekamer en gamecomputer
oude boeken en nieuwe boeken
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Waar schrijf je een apostrof?
A
Alex vader
B
vaders jas
Slide 14 - Quiz
Waar schrijf je een apostrof?
A
s middags
B
s zomers
Slide 15 - Quiz
Waar is de apostrof onjuist geplaatst?
A
Levi's spijkerbroek
B
Felix's studie
C
Otto's huis
D
mijn vaders auto
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
'Mevrouw,' riep Jos ', u bent uw tas vergeten!'
Het gebruik van aanhalingstekens in deze zin is
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Welk leesteken mist er in de zin? Henk zei 'Je moet je gedragen in de pauze.'
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken
Slide 19 - Quiz
Maak van de directe rede een indirecte rede: 'Ik hou van stroopwafels', zei Mirjam.
Slide 20 - Open question
Maak van de indirecte rede een directe rede: Timo vroeg hoe laat hij op school moet zijn.
Slide 21 - Open question
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Waarom staat er een komma? Ik kocht aardbeien, cake en slagroom.
A
uitleg
B
voorbeelden
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 24 - Quiz
Na je aanhef gebruik je altijd een komma.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Ik eis een coupe met vijf bollen ijs.
A
homoniem
B
homofoon
C
synoniem
D
antoniem
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Slide
Aan de slag!
Maak van Blok 5 > Spelling > opdracht 3, 4, 5 en 6
Maak van Blok 6 > Spelling > opdracht 7
Ben je klaar?
- Oefenen met www.gespeld.nl (werkwoordspelling)
- Bijspijkeren voor de P/F-toets (Op Niveau Online > Bijspijkeren > Spelling 4/5/6)