Les studielandschap A vrijdag 4 oktober 2024

Bienvenue
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bienvenue

Slide 1 - Slide

Le verbe être (het werkwoord "zijn")

Slide 2 - Slide

Gebruik:
1.  Als je iets over iemand zegt (karaktereigenschap of beschrijving)
Il est sypma - elle est grande - nous sommes contents 

Hij is aardig -       zij is groot          -          wij zijn blij

2.  Als je vertelt waar je je bevindt (waar je bent)
Je suis à l'école            ik ben op school
Tu es à la maison             Jij bent thuis

Slide 3 - Slide

Gebruik (vervolg):
3. Als je jezelf voorstelt
Je suis Marie             Ik ben Marie
Nous sommes Luc et Philippe                 Wij zijn Luc en Philippe

4. Nationaliteit aangeven
Je suis anglais                 Ik ben Engels
Elle est chinoise              Zij is Chinees
Nous sommes hollandais              Wij zijn Nederlands
Vous êtes américain               U bent Amerikaans

Slide 4 - Slide

Tu es
Vous êtes
Je suis
Ils sont
Il est
Nous sommes
Ik ben
Wij zijn
Zij zijn
U bent
Jij bent
Hij is

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Link

Ga nu oefenen met verbuga.eu
- klik ook eens het werkwoord avoir erbij aan
- let op de NL vertaling
- daag jezelf uit: zet hem op Nederlands-Frans!


Leren être, avoir, aller en oefen via verbuga.eu en slim stampen en Quizlet

Slide 7 - Slide

Tekst
Ander werkwoord
être
Je suis à l'école.
Tu as un frère.
Vous êtes dans la cantine
Vous avez une glace.
Ils ont un ordinateur.
Tu es sympa
Elles sont à la maison.
Tu parles anglais.
Il est anglais.
Nous sommes en vacances.
Nous avons un chat.

Slide 8 - Drag question

Vertaal de zinnen uit de sleepvraag naar het Nederlands:
  1. Je suis à l'école.
  2. Tu as un frère.
  3. Vous êtes dans la cantine.
  4. Vous avez une glace.
  5. Ils ont un ordinateur.
  6. Tu es sympa.
  7. Elles sont à la maison.
  8. Tu parles anglais.
  9. Nous avons un chat
  10. Il est anglais. 
  11. Nous sommes en vacances.
  1. Neem de zinnen over in je schrift.
  2. Onderstreep de PV
  3. Noteer van welk werkwoord de PV is
  4. Vertaal de zin naar het Nederlands.
timer
20:00

Slide 9 - Slide

Zo ziet dat eruit:


1. Je suis à l'école.
werkwoord être = zijn
Ik ben op school.
À toi maintenant!
En nu jij!

Slide 10 - Slide

Voor wie nog een extra filmpje wil kijken en meer zinnen wil zien met het gebruik van het werkwoord être en avoir: bekijk dan de volgende slides. Als afsluiting is er een leuke video met het werkwoord aller

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video