This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H6 Iedereen betaalt belasting
Slide 1 - Slide
Inkomstenbelasting
Slide 2 - Slide
Loonheffing
Slide 3 - Slide
Inkomstenbelasting
Slide 4 - Slide
Belastbaar inkomen
Slide 5 - Slide
Aftrekposten
Slide 6 - Slide
brutoloon
+ bijtellingen
- aftrekposten
--------------------------
belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Uitlegfilmpje box 1 en box 3 examenspreekuur
(Zie link studiewijzer 'Examen')
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Oefenen
Slide 23 - Slide
Rekenopgave
De WOZ-waarde van een woning is € 180.000. Bereken het eigenwoningforfait.
Antwoord
180000 : 100 x 0,55 = € 990
Slide 24 - Slide
Jantje heeft een brutoloon van €7.083,33 per maand Verder betaalt hij 1,5% hypotheek over €400.000 Zijn eigenwoning forfait is €1.000
Bereken zijn belastbaar inkomen
Slide 25 - Open question
Voorbeelden van bijtellingen zijn: eigenwoningforfait, bijtelling privégebruik auto van de zaak en vakantiegeld
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
Welke bijtelling heb je mee te maken wanneer je een eigen huis hebt?
A
hypotheekrente
B
huur
C
eigenwoningforfait
D
overdrachtsbelasting
Slide 27 - Quiz
De woning van Jens is €400.000 waard. Hij heeft maar een hypotheek van €350.000. Zijn eigenwoningforfait is 0,2%. Hoeveel moet hij aan bijtelling betalen?
A
€7000
B
€700
C
€8000
D
€800
Slide 28 - Quiz
Bijtelling of aftrekpost? Eigenwoningforfait
A
Bijtelling
B
Aftrekpost
Slide 29 - Quiz
Bijtelling of aftrekpost? studiekosten
A
Bijtelling
B
Aftrekpost
Slide 30 - Quiz
Bijtelling of aftrekpost? Hypotheekrente
A
Bijtelling
B
Aftrekpost
Slide 31 - Quiz
Bijtelling of aftrekpost? Auto van de zaak
A
Bijtelling
B
Aftrekpost
Slide 32 - Quiz
Wat wordt bedoeld met fictief rendement?
A
de werkelijke
opbrengst
B
de positieve
opbrengst
C
de denkbeeldige opbrengst
D
de netto-
opbrengst
Slide 33 - Quiz
Motorrijtuigenbelasting is een voorbeeld van ...
A
Solidariteitsbeginsel
B
Draagkrachtbeginsel
C
Profijtbeginsel
Slide 34 - Quiz
Wat is het draagkrachtbeginsel?
A
Dat de belasting wordt afgestemd op de hoogte van je inkomen
B
Dat het inkomen voor een deel naar de armen gaat
C
Dat je betaalt als je ergens gebruik van maakt
D
Dat je belasting moet betalen over een slecht (ongezond) product