Opdracht 1: Hoofdletters en leestekens aanbrengen in de tekst.
Opdracht 2: Het juiste verwijswoord invullen. Kijk eerst of het naar een de- of het-woord verwijst. Dan kun je zo kiezen tussen deze, die / dit of dat.
Opdracht 3: Kies bij 1-3 het juiste tekstverband (zoek naar signaalwoorden) en vul bij 4-6 een passend signaalwoord in.