11 april 2022

1 / 25
next
Slide 1: Slide
StudievaardighedenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Huiswerk maken
  • Toets leren
  • Presentatie maken 

Slide 2 - Slide

Huiswerk maken
timer
0:10

Slide 3 - Slide

Biologie 

Slide 4 - Slide

Presentatie maken

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden..
A
verwijzen naar iets in de tekst.
B
geven aan dat iets van iemand is.
C
geven een eigenschap aan.
D
geven een verband aan in de tekst.

Slide 6 - Quiz

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband tijdsvolgorde?
A
terwijl
B
nadat
C
zodra
D
echter

Slide 7 - Quiz

Signaalwoord: toen

Tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 8 - Quiz

Als je wilt beoordelen of een tekst betrouwbaar is, dan ga je

A
Zoekend lezen
B
intensief lezen
C
Oriënterend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 9 - Quiz

Je wilt echt snappen wat je leest en je wilt het onthouden.
A
Scannend lezen
B
Ontspannend lezen
C
Grondig lezen
D
Kritisch lezen

Slide 10 - Quiz

Onder het kopje 'ondersteboven' staat in de eerste zin ook een tekstverband. Welk tekstverband herken je hier?
A
oorzaak/reden-gevolg
B
tegenstelling
C
tijd
D
opsomming

Slide 11 - Quiz

'En' hoort bij het tekstverband:
A
Conclusie
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 12 - Quiz

Als je goed wilt weten waar de tekst overgaat en wilt begrijpen dan ga je....

A
kritisch lezen
B
intensief lezen
C
studerend lezen
D
globaal lezen

Slide 13 - Quiz

Wat is geen signaalwoord bij een opsommend tekstverband?
A
Ook
B
En
C
Bovendien
D
Maar

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 15 - Quiz

Ik zoek informatie over het Corona-virus. Deze post op Facebook en/of Twitter is een betrouwbare bron.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 17 - Quiz

Welke leesstrategie zet je in als je de gelezen tekst wil onthouden?
A
globaal lezen
B
intensief lezen
C
kritisch lezen
D
lerend lezen

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna

Slide 19 - Quiz

Informatie zoek ik .... op internet
A
altijd
B
meestal
C
soms

Slide 20 - Quiz

Een signaalwoord is:
A
Een woord dat aangeeft wat je bedoelt
B
Een woord dat de relatie tussen zinnen aangeeft

Slide 21 - Quiz

Welke leesmanier gebruik je als je wilt weten hoe laat de trein vertrekt?
A
Ontspannend lezen
B
Zoekend lezen
C
Scannend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 22 - Quiz

Ik zoek informatie over het Corona-virus. De site van De Rijksoverheid is een betrouwbare bron.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz


Zoek tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdvolgorde (chronologie)
D
toelichting

Slide 24 - Quiz

Wat is kritisch lezen?
A
Je zoekt naar een geschikte tekst, of naar bepaalde informatie.
B
Je kijkt snel waar een tekst over gaat en of hij interessant is
C
Je wilt echt snappen wat je leest en je wilt het onthouden.
D
Je wilt weten of het waar is wat je leest en of jij het hier mee eens bent.

Slide 25 - Quiz