Wereldeconomie 2.13 t/m 2.18

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2023-2024
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2023-2024

Slide 1 - Slide

Leg uit wat de relatie is tussen een land dat in hoogconjunctuur is en de internationale concurrentiepostie.

Slide 2 - Open question

Uit welke rekeningen bestaat de betalingsbalans?

Slide 3 - Open question

Financiële rekening
  • Kapitaal rekening en officiële reserves. 
  • Samen even groot als het saldo van de lopende rekening. 

Saldo lopende rekening en kapitaalimport en kapitaalexport = materieel saldo. 
Kapitaalimport --> komt het land binnen --> ontvangsten.
Kapitaalexport --> land uit --> uitgaves. 

Slide 4 - Slide

Internationale kapitaalstromen
  1. Directe buitenlandse investeringen --> doel controle over een bestaand buitenlands bedrijf of buitenlands bedrijf oprichten.
  2. Buitenlandse beleggingen --> aandelen of obligaties. 
  3. Leningen 

Slide 5 - Slide

Doel van kapitaalstromen
Verkrijgen van toekomstige kapitaalinkomens (vermogensrendement).
  • Direct --> winst
  • Dividend of rente 

Slide 6 - Slide

Waar komen rente en winst terug op de betalingsbalans?

Slide 7 - Open question

Saldo kapitaalrekening heeft invloed op de lopende rekening
Bijvoorbeeld VS leent veel in China. 
Over de schuld moet rente betaalt worden. 

Nu op de kapitaalrekening --> veel ontvangsten.
Toekomst lopende rekening --> veel uitgaven. 

Slide 8 - Slide

Officiele monetaire reserves
Saldo inkomsten - uitgaven op betalingsbalans (lopende rekening + financiële rekening) => 
  • negatief => gaat geld naar het buitenland => officiele monetaire reserves nemen af
  • positief => komt geld uit het buitenland => officiele monetaire reserves nemen toe
  • Bv negatieve betalingsbalans met Japan, voorraad yen daalt


Slide 9 - Slide

Als het saldo op de lopende rekening +6 is en de officiële reserves toenemen met 4, dan
A
Heeft dit land bij de kapitaalstromen een tekort van 10
B
Heeft dit land bij de kapitaalstromen een overschot van 10
C
Heeft dit land bij de kapitaalstromen een tekort van 2
D
Heeft dit land bij de kapitaalstromen een overschot van 2

Slide 10 - Quiz

Aan het werk
Maken 2.13 t/m 2.18
2.15 bespreken

Nakijken
Eventueel doorwerken in hoofdstuk 2. 

Slide 11 - Slide