3.2 verzorgingsstaat

1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

3.2 De crisis van de jaren 30
Je kunt beschrijven hoe de crisis van 1929 in de VS leidde tot armoede in NL

Slide 2 - Slide

voorspoed in de V.S
Omdat Europa veel te lijden heeft gehad onder de eerste wereldoorlog bloeit in Amerika de economie op.
Hoe komt dat?

Slide 3 - Slide

De VS werd de grootste economie macht van de wereld. 

De lonen stegen.
Door massaproduktie werden producten goedkoper.
De Amerikanen hadden meer geld over voor spullen zoals radio's, koelkasten, stofzuigers,...

De V.S. werden zo een consumptie maatschappij

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

De crisis breekt uit

Slide 6 - Slide

Wat gebeurde er?
  • Bedrijven verkochten minder. (dus ontslagen)
  • De aandelen werden minder waard. 
  • Mensen wilden hun aandelen verkopen, tegelijk.
  • Ze waren hierdoor niets meer waard.
  • Leningen konden niet meer terugbetaald worden
  • Banken en bedrijven gingen failliet.
  • De V.S. en ook Europa zat in een diepe economische crisis.

Slide 7 - Slide

De werkloosheid neemt snel toe.
In 1936 is 1 op de vier arbeiders werkloos

Slide 8 - Slide

werklozen in de rij voor voedsel

Slide 9 - Slide

<img src="https://i1.wp.com/histoforum.net/geschiedenisvmbo/images/2011d.jpg" alt="1929 De economische wereldcrisis - LessonUp"/>

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

A Gevolgen van de economische crisis

Je kunt beschrijven hoe de crisis van 1929 in de VS leidde tot armoede in Nederland.

Slide 12 - Slide

A Gevolgen van de economische  crisis

Slide 13 - Slide

Vorige les:
A: Hoe de crisis in de V.S. leidde tot armoede in Nederland.


Slide 14 - Slide

Wat deed de regering?
B: Je kunt drie maatregelen noemen die de Nederlandse regering nam vanwege de crisis.

Slide 15 - Slide

we lezen 106
Hendrik Colijn
ARP (confessionelen)
Minister President 1933-1939

Filmpje met  kijkvraag: 
Welke maatregelen neemt de regering en geef voorbeelden

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Drie maatregelen die de regering nam:
1. Steunverlening: je krijgt een uitkering

2. Werkverschaffing: tijdelijk werken voor de regering

3. Aanpassingspolitiek: de regering bezuinigt

(je moet kunnen uitleggen wat deze woorden betekenen)

Slide 18 - Slide

Drie maatregelen die de regering nam:
1. Steunverlening: je krijgt een uitkering

2. Werkverschaffing: tijdelijk werken voor de regering

3. Aanpassingspolitiek: de regering bezuinigt

(je moet kunnen uitleggen wat deze woorden betekenen)

Slide 19 - Slide

vorige les
welke maatregelen nam de regering om de crisis tegen te gaan?

Slide 20 - Slide

Onrust in de samenleving
Je kunt, met behulp van voorbeelden, uitleggen dat er ontevredenheid was over hoe de regering reageerde op de crisis. 

Slide 21 - Slide

Aanpassingspolitiek werkt niet: Werkloosheid wordt nog groter.

gevolg: meer kritiek en meer onvrede

Slide 22 - Slide

Enkele voorbeelden dat er ontevredenheid was

  • onvrede over aanpassingspolitiek (Socialisten hebben een plan: Plan van de Arbeid). Goed plan,  maar Colijn luistert niet
  • Schaamte (kleding 'van de steun' / stempelen)
  • protesten (bijv. Jordaanoproer)

filmpje



Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

De economische crisis van 1929 had ook effect op Nederland. Welk gevolg had de economische crisis voor Nederland?
A
Veel werklozen
B
Geen geld op de bank
C
Veel export van Nederlandse producten
D
Er kon meer geproduceerd worden

Slide 26 - Quiz

In 1931 startte de NLse regering met steunverlening; wat is dat?
A
een tijd waarin het veel slechter ging met de economie
B
als de werkloosheid toeneemt
C
mensen die werkloos waren een kleine uitkering kregen
D
dat de verzekeringen een uitkering gaven

Slide 27 - Quiz

Wat is werkverschaffing?
A
Geld krijgen voor werk
B
Steun krijgen van de overheid in ruil voor werk
C
ander woord voor banen
D
promotie maken

Slide 28 - Quiz

Wat zijn werkverschaffingsprojecten?
A
Projecten waarmee de overheid werklozen vrijwilligerswerk laat doen
B
Projecten waarmee de overheid werklozen traint voor een nieuwe baan
C
Projecten waarmee de overheid werklozen aan werk helpt en een beetje inkomen geeft
D
Projecten waarmee de overheid werklozen bestraft

Slide 29 - Quiz

Wat gebeurt er als een werkloze werk weigert in een werkverschaffingsproject?
A
Ze krijgen een hogere uitkering
B
Ze krijgen extra hulp aangeboden
C
Ze worden naar een ander project gestuurd
D
Ze krijgen geen uitkering (steun)

Slide 30 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van de onvrede op de regering
A
mensen schamen zich om in de steun te zitten
B
er ontstaan rellen
C
men weigert deel te nemen aan werkverschaffing
D
Socialisten zijn boos op regering (Plan vd Arbeid)

Slide 31 - Quiz

De onrust in de samenleving nam toe door de verschillende acties van de regering. Welke 2 acties hebben gezorgd voor de grote onrust in de samenleving
A
Controles van de steunverlening & veel werk
B
Controles van de steunverlening & gemerkte kleding en schoenen
C
Gemerkte kleding en schoenen & veel werk
D
Niet verplichte werkverschaffing & controles van de steunverlenin

Slide 32 - Quiz

Wat is de aanpassingspolitiek van Colijn?
A
Uitgaven verhogen inkomsten verlagen
B
economie aanpassen aan Nazi-Duitsland
C
Uitgaven aanpassen aan dalende inkomsten
D
Uitkeringen verhogen, inkomsten verlagen

Slide 33 - Quiz

Wie voert de aanpassingspolitiek in?
A
president Roosevelt
B
Anton Mussert
C
Hendrik Colijn
D
Willem Drees

Slide 34 - Quiz