Wat weet je al / nog?

We beginnen bij het begin: hoeveel letters heeft het Griekse alfabet?
A
20
B
22
C
24
D
26
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
GrieksMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

We beginnen bij het begin: hoeveel letters heeft het Griekse alfabet?
A
20
B
22
C
24
D
26

Slide 1 - Quiz

Slide 2 - Slide

Grieks werd in de oudheid alleen geschreven in kleine letters
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Grieks werd in de oudheid alleen geschreven in kleine letters
Niet waar
Wel waar: teksten werden meest in kleine letters geschreven, alleen voor titels en namen werden hoofdletters gebruikt.
Zinnen begonnen niet met een hoofdletter.
Inscripties waren helemaal in hoofdletters.

Slide 4 - Slide

Een ; (puntkomma) in het Grieks is bij ons een
A
;
B
:
C
!
D
?

Slide 5 - Quiz

Waar en wanneer werd het Grieks dat jullie leren gesproken?
A
10e eeuw v.C. op de Peloponnesos
B
3e eeuw v.C. in Alexandrië en omstreken
C
5e eeuw v.C. in Athene en omstreken
D
7e eeuw v.C. In Sparta

Slide 6 - Quiz

De grammatica en spelling die jullie leren zijn gebaseerd op het Attisch van de 5e/4e eeuw v.C.
De grammatica en spelling die jullie leren is die van het Attisch uit de 5e/4e eeuw v.C.

Slide 7 - Slide

En dan een beetje grammatica: Hoeveel naamvallen heeft het Grieks (zonder de vocativus)
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 8 - Quiz

Welke naamval heeft het Latijn wel maar het Grieks niet?
A
accusativus
B
genitivus
C
ablativus
D
dativus

Slide 9 - Quiz

Een woord in de genitivus vertaal je ALTIJD met van
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Het naamwoordelijk gezegde in een zin staat in de
A
Nominativus
B
Genitivus
C
Dativus
D
Accusativus

Slide 11 - Quiz

De aoristus is een verleden tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

De aoristus is een verleden tijd
Niet waar: de aoristus is een andere stam van het werkwoord waarvan je persoonsvormen kunt maken, maar ook een gebiedende wijs en een infinitivus. De persoonsvormen van de aoristus bestaan wel alleen in de verleden tijd

Slide 13 - Slide

Een participium is een
A
werkwoord
B
naamwoord
C
werkwoord én naamwoord
D
geen van beiden

Slide 14 - Quiz

In een AcI staat het lijdend voorwerp in de
A
Nominativus
B
Accusativus
C
Dativus
D
Genitivus

Slide 15 - Quiz

Praktische zaken: hoe veel uur Grieks heb je per week
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Heb je een tekstboek voor Grieks?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Heb je een tekstboek voor Grieks?
Nee; je krijgt elke periode van mij een nieuw tekstboekje. We lezen per periode andere teksten van steeds verschillende schrijvers.
Je hebt wel een grammaticaboek. Het is handig om het grammaticaboek mee te nemen naar de les. Als je iets vergeten bent kun je het meteen nazoeken. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Heb je vragen aan mij? Zo ja, stuur ze nu...

Slide 20 - Open question