Period 5 lesson 2: Pearson grammar recapp

• Engels
• MBO
• Studiejaar 4

Goals

Today's lesson

• How do we find information in a text
• Why is it important that we can find information in text.

Next week:

• Reading strategies:  what are some useful reading strategies that make it easier to find information in a text? 
• Skimming and scanning

Wat will you learn today?

What to expect in the Pearson exam.

Grammar recapp.

Speaking: concentric circles.

Deze week uitleg over activeren van voorkennis, globaal lezen en intensief lezen.

Volgende week een les over skimmen en scannen.

Ready to go!

Korte uitleg Pearson examen en de skills die getoetst worden.

Aangeven dat we vandaag gaan inzoomen op section 1 en dan met name op het grammar gedeelte.

Goals of the day

-Je hebt kennis gekregen en geoefend met de volgende grammatica onderdelen: MINTS, werkwoorden, shitregel en wordorder

Je hebt kennis gekregen en geoefend met de volgende grammatica onderdelen: MINTS, werkwoorden, shitregel en word order

Fill in the gap:

John..............to drink coffee.

1. like
2. is liking
3. likes

Fill in the gap:

I ............... to work every day.

1. goes
2. go
3. am going

Fill the gap
My mother always .............. a cake on my birthday.

1. bake
2. bakes
3. is baking

He .................. too much! (worry)

1. worrys
2. worries

Yesterday, I ................. soccer with my friends (to play)

1. plays
2. played
3. playing

Kelly ........... a new dress last week (to buy)

1. Buyed
2. was buying
3. bought

I .............. a professional singer when I was 20 years old. (to be)

1. was
2. were
3. am

When do you use capital
letters in English?

Word order: differences

Mijn vrienden willen vanavond naar een Italiaans

restaurant gaan.

My friends want to go to an Italian restaurant tonight.

In het Nederlands ziet een standaard zin er zo uit:

Onderwerp (wie) - Werkwoord (doet) Tijd (wanneer) Plaats (Waar)- 2e werkwoord (wat)

In het Engels ziet een standaard zin er zo uit:

Time (tijd) - Subject (wie) - Verbs (doet) - Object (wat) - Place

Verschil bespreken door middel van het voorbeeld.

(waar) - Time (wanneer)

Word order - wat is de juiste volgorde van de zinsdelen

WIE

DOET

WAT

WAAR

WANNEER

wie

doet

wat

waar

wanneer

Word Order

I

last week

a blue shirt

in the shop

bought

wie

doet

wat

waar

wanneer

Word Order

Carolyn

right now.

is walking

on the beach

her dog

wie?

doet?

wat?

waar?

wanneer?

Word Order

We

in the park

go

roller-skating

every Saturday

wie?

bijwoord

doet?

wat?

waar?

wanneer?

Word Order

George

outside

tennis

played

never

last summer

wie?

bijwoord

doet?

wat?

waar?

wanneer?

Word Order

George

outside

tennis

played

never

last summer