Kwaliteit hangt af van de hardheid van de graankorrel. Dit heeft te maken hoe de graankorrel geoogst is.
De kwaliteit verdeel je in onder harde en zachte tarwe (zie volgende dia's)
De kwaliteit wordt daarbij bepaald door twee belangrijke stoffen in graan, zetmelen en eiwitten:
Zetmelen: hebben een bindend vermogen
Eiwitten
De oplosbare eiwitten: albumine en globuline
de niet-oplosbare eiwitten: gliadine en glutenine
Gluten worden gevormd door water toe te voeren en het deeg te kneden, oftewel:
''Bloem + water + energie (kneden) = gluten''
Uitmalingsgraad: geeft aan welk deel van de korrel vermalen is.
Verdiepende kennis onoplosbare eiwitten:
De kneedbaarheid wordt beïnvloed door de verhouding van de
gliadine- en gluteninemoleculen. De kleinere gliadinemoleculen zijn
min of meer bolvormig (globulair), terwijl de glutenine
langwerpige eiwitmoleculen zijn die door zijtakken met elkaar
verstrengeld blijven. De gliadinemoleculen werken zich als een
soort glijmiddel tussen het netwerk van veerkrachtige glutenine moleculen. De gliadine zorgt ervoor dat
het deeg kneedbaar wordt. Een hoog percentage glutamine geeft meer elasticiteit en een veerkrachtiger
deeg. Deze glutenine zorgt ook voor het bekende ‘’vliesje’’ dat je moet kunnen trekken bij een deeg.
Vaak worden extra eiwitten in de vorm van aminozuur cysteïne en melkpoeder toegevoegd ter
verbetering van de glutenstructuur. De voeding van het brood wordt hiermee verhoogd.