Clase 3.03 - mhv2 - "La familia de Óscar", bezittelijk voornaamwoord

• Spaans
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Clase 3.03

Hacer (doen/maken):

- ejercicios 1 hasta 3, p.52 (TB)

- ejercicios 1 + 2, p.47 (WB)

- ejercicio 3, p.48 (WB)

- ejercicio 6, p.49 (WB)

- ejercicio 7, p.50 (WB)

Aprender (leren):

- vocabulario: woordenlijst unidad 3, “La familia de Óscar”

- vocabulario: woordenlijst unidad 3, “La familia de la Chica Vampiro”

- de bezittelijk voornaamwoorden (los pronombres posesivos), página 58 (TB) + aantekeningen

Planificación: Hoy es ...

1. Reglas de la clase	5 min
2. Gramática: de bezittelijk voornaamwoorden	10 min
3. ¡En marcha!	25 min
4. Vocabulario	10 min
5. La próxima clase	5 min

Después de esta clase... (Na deze les...)

... ken je de bezittelijk voornaamwoorden in het Spaans.

... kan je jouw stamboom uitleggen in het Spaans.

Reglas de la clase

1. Je telefoon is thuis of in de kluis.
2. Bij binnenkomst op je plek zitten, jas uit en tas van tafel.
3. Je hebt altijd je spullen mee: boeken, schrift, pen, opgeladen device.
4. Als een ander praat, ben je stil en luister je.
5. Wanneer de docente uitleg geeft, zijn jullie stil en maken jullie aantekeningen in je schrift.
6. We lachen elkaar niet uit.
7. Je ruimt pas op als de docent dat aangeeft.
8. Heb je een les gemist? Vraag aan klasgenoten om aantekeningen, welke opdrachten in te halen...

Herkansen / inhalen tema 2

1. Toets: in daltonuur bij Marloes
2. Eindproduct: in daltonuur bij Marloes

Gramática: bezittelijk voornaamwoorden

Luister in stilte naar de uitleg en schrijf mee in je schrift!

1. Wat zijn bezittelijk voornaamwoorden?
2. Waar moeten we rekening mee houden in het Spaans bij zelfstandig naamwoorden?

Gramática: bezittelijk voornaamwoorden

Bezittelijke voornaamwoorden/ Pronombres posesivos

Bezittelijke voornaamwoorden/ Pronombres posesivos

Bezittelijke voornaamwoorden/ Pronombres posesivos

Sleep de Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden naar de juiste Spaanse bijbehorende pronombre posesivo.

mi(s)

vuestro/a/os/as

su(s)

tu(s)

nuestro/

a/os/as

mijn

uw

jouw

hun

zijn

jullie

haar

ons/onze

1. ¿Cuál es _______ número de teléfono? (tú)

2. _______ gata se llama Bonita. (ella)

3. _______ casa es muy grande. (nosotros)

4. ¿Dónde viven _______ padres? (vosotros)

5. _______ madre es profesora. (él)

¡En marcha!

Hacer (doen/maken):

- ejercicios 1 hasta 3, p.52 (TB)

- ejercicios 1 + 2, p.47 (WB)

- ejercicio 3, p.48 (WB)

- ejercicio 6, p.49 (WB)

- ejercicio 7, p.50 (WB)

Aprender (leren):

- vocabulario: woordenlijst unidad 3, “La familia de Óscar”

- vocabulario: woordenlijst unidad 3, “La familia de la Chica Vampiro”

- de bezittelijk voornaamwoorden (los pronombres posesivos), página 58 (TB) + aantekeningen

Vocabulario

woordenlijst unidad 3, la familia de la Chica Vampiro

Evaluación

Schrijf de antwoorden op in je schrift:

1. ¿Qué significa el nieto?
2. ¿Qué significa la media hermana?
3. ¿Qué significa los abuelos?
4. ¿Qué significa la hija?
5. ¿Qué significa nuestros?

La próxima clase

Vamos a...

... repasar el pronombre posesivo (bezittelijk voornaamwoord).

Deberes:

- Magister.Learn clase 3.03

Hasta la próxima clase

• Stoel netjes aanschuiven.
• Papieren van de grond / tafels.