Thema 2 dag 4 individueel
1 / 45
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is dit?
Wat zijn dit?
A
Dit is een handdoek.
B
Dit zijn handdoeken.
C
Dit is een hand.
D
Dit zijn handen.
Slide 2 - Quiz
Wat is dit?
Wat is dit?
A
Dit is de zeep.
B
Dit is de deodorant.
C
Dit is de tandpasta.
D
Dit is de tandenborstel.
Slide 3 - Quiz
Wat is dit?
Wat zijn dit?
A
Dit is een neus.
B
Dit zijn handdoeken.
C
Dit is een lip.
D
Dit zijn pillen.
Slide 4 - Quiz
Wat is dit?
Wat is dit?
A
Dit is de zeep.
B
Dit is de deodorant.
C
Dit is de tandpasta.
D
Dit is de tandenborstel.
Slide 5 - Quiz
het hoofd
het haar
de neus
de tand
de voeten
de vinger
het been
de schouder
de mond
het oor
Slide 6 - Drag question
Welke zin is goed?
A
Hij heeft buikpijn.
B
Hij heeft rugpijn.
C
Hij heeft hoofdpijn.
D
Slide 7 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Hij heeft een verkoudheid.
B
Hij heeft hoofdpijn.
C
Hij heeft de griep.
D
Hij heeft koorts.
Slide 8 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Dit zijn de deodoranten, dit zijn de tandpasta's niet.
B
Dit is een deodorant, dit is geen tandenborstel.
C
Dit zijn de tandpasta's, dit zijn de tandenborstels niet.
D
Dit is een deodorant, dit is geen zeep.
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
de s..ouder
Slide 11 - Open question
de d..dor.n.
Slide 12 - Open question
de elleb..g
Slide 13 - Open question
de tan.e.bo..tel
Slide 14 - Open question
de ha...oek
Slide 15 - Open question
Enkelvoud
Meervoud
de hoofdpijn
de tandenbortels
de pil
de pillen
de handdoek
de hoofdpijnen
de zeep
de zakdoeken
de zakdoek
de tandpasta's
de tandenborstel
de zepen
de tandpasta
de handdoeken
Slide 16 - Drag question
de of het?
Dit is ... zakdoek.
Dit is ... zakdoek.
A
de
B
het
Slide 17 - Quiz
de of het?
Dit is ... hart.
Dit is ... hart.
A
de
B
het
Slide 18 - Quiz
de of het?
... zeep ruikt goed.
... zeep ruikt goed.
A
De
B
Het
Slide 19 - Quiz
de of het?
Neem ... pillen 's morgens.
Neem ... pillen 's morgens.
A
de
B
het
Slide 20 - Quiz
de of het?
... gezicht is rood.
... gezicht is rood.
A
De
B
Het
Slide 21 - Quiz
de of het?
... deodorant ruikt niet lekker.
... deodorant ruikt niet lekker.
A
De
B
Het
Slide 22 - Quiz
de of het?
Dit is ... tandpasta.
Dit is ... tandpasta.
A
de
B
het
Slide 23 - Quiz
de of het?
... oog is blauw.
... oog is blauw.
A
De
B
Het
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Said is ziek, hij ligt in bed.
Hij heeft een ... .
Hij heeft een ... .
Slide 26 - Open question
Hij pakt een ... .
Hij heeft het warm en hij heeft het koud.
Hij heeft het warm en hij heeft het koud.
Slide 27 - Open question
Hij heeft hoofdpijn.
Hij heeft ook ... .
Hij heeft ook ... .
Slide 28 - Open question
De dokter komt, hij ...... naast het bed van Said.
De dokter zegt: “Said doe je mond open en zeg AAA.”
De dokter zegt: “Said doe je mond open en zeg AAA.”
Slide 29 - Open question
Ook luistert de dokter naar het hart
en naar de ....... van Said.
Hij hoort geen probleem.
en naar de ....... van Said.
Hij hoort geen probleem.
Slide 30 - Open question
Dan zegt de dokter:
“Ja, ik weet het. Jij hebt de ....
“Ja, ik weet het. Jij hebt de ....
Slide 31 - Open question
Jij moet drie dagen in bed liggen,
jij gaat niet naar school.
Jij krijgt paracetamol, twee ... .”
jij gaat niet naar school.
Jij krijgt paracetamol, twee ... .”
Slide 32 - Open question
Slide 33 - Slide
Maak een foto bij deze zin:
Wij leren Nederlands.
Wij leren Nederlands.
Slide 34 - Open question
Maak een foto bij deze zin:
Wij schrijven een zin.
Wij schrijven een zin.
Slide 35 - Open question
Maak een foto bij deze zin:
Ik sta naast de tafel.
Ik sta naast de tafel.
Slide 36 - Open question
Maak een foto bij deze zin:
Hij poetst het bord.
Hij poetst het bord.
Slide 37 - Open question
Maak een foto bij deze zin:
Ik zit op de stoel.
Ik zit op de stoel.
Slide 38 - Open question
Maak een foto bij deze zin:
Zij wijst naar de deur.
Zij wijst naar de deur.
Slide 39 - Open question
Maak een foto bij deze zin:
Hij pakt de tandpasta.
Hij pakt de tandpasta.
