Les 36 (12-03)

Cours du 12 mars
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Cours du 12 mars

Slide 1 - Slide

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Herhalen:
     - Vouloir en pouvoir
     - aanwijzend voornaamwoord
     - cijfers t/m 1000
  • Fais un défilé du mode
  • Afsluiting
  • Les devoirs

Slide 2 - Slide

Presentie

Slide 3 - Slide

Leerstof H3

Voor de toets leer je het volgende:

- Vocabulaire A, B, E, F
- Phrases Clés C en G
- Aanwijzend voornaamwoord en pouvoir 
  en vouloir
- Getallen t/m 1000





Slide 4 - Slide

Vouloir en pouvoir
Kijk eens mee naar het filmpje die jullie kunnen vinden op Grandes Lignes. 

Maak daarna de 3 volgende sleepvragen. 

Slide 5 - Slide

Sleep de vervoeging naar het juiste werkwoord
Vouloir
Pouvoir
Veux
Voulons
Peux
Pouvez
Peuvent
Veut
Veulent
Pouvons

Slide 6 - Drag question

Welke vorm hoort bij welke persoon?
je
tu
il
nous
vous
elles
voulons
veulent
veux
veux
veut
voulez

Slide 7 - Drag question

Welke vorm hoort bij welke persoon?
je
tu
il
nous
vous
elles
pouvez
peux
peut
peuvent
peux
pouvons

Slide 8 - Drag question

Het aanwijzend voornaamwoord
Weten jullie het nog? Kijk goed naar de informatie aanwezig in de zin en de woorden zelf.
Welke vormen van het aanwijzend voornaamwoord komen er op de lijntjes?

1. Combien coutent ______ tomates?
2. Tu aimes ______ chemise verte?
3. Je ne connais pas ______ hôtel (m).
4. _____ panalon est bon marché.




Slide 9 - Slide

De regels
                                                            enkelvoud                 meervoud
mannelijk                                           ce                                ces
vrouwelijk                                          cette                           ces
mannelijk stomme H of klinker    cet                              ces

Die, deze, dit of dat vertaal je dus met bovenstaande vormen. Welke vorm je gebruikt, hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij past.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Jullie weten ook welke informatie je uit een zin kunt halen om het geslacht en getal te achterhalen. Kijk eens mee naar de volgende zin:

- Tu connais ce joli mannequin?

Wat is het geslacht en getal van 'mannequin' in de bovenstaande zin? Geef aan waar je dit aan ziet.
  • Tu connais ce joli mannequin?

Slide 11 - Slide

Les nombres de 20-69
De getallen van 20 t/m 69 maak je door eerst het tiental te noemen en dan een getal van 1 - 9. 

De tientallen zijn dus als volgt:
30 = trente
40 = quarante
50 = cinquante
60 = soixante

Slide 12 - Slide

70 t/m 100
Vanaf 70 tellen de Fransen anders dan wij gewend zijn.

70 = soixante-dix
80 = quatre-vingts
        Maar! quatre-vingt-trois (83)
90 = quatre-vingt-dix
100 = cent

Slide 13 - Slide

Getallen 100 t/m 1000
100 = cent
200 = deux-cents
300 = trois-cents
315 = trois cent quinze
400 = quatre-cents
468 = quatre-cent-soixante-huit
562 = cinq cent soixante - deux
etc...

Nooit S achter CENT wanneer er een getal achter komt!!
1000 = mille
6000 = six mille__________ NOOIT S

Slide 14 - Slide

Blooket
We gaan de getallen nu oefenen van 1-1000 via Blooket. 
Pak jullie telefoon er weer bij en schrijf je in.

Slide 15 - Slide

Les devoirs
Faire:
- Oefentoets online voor de volgende les

Apprendre:
- Leerstof H3

19 maart Luistertoets


Slide 16 - Slide