This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welk land ligt er op de plek met cijfer 1?
A
Suriname
B
Chili
C
Argentinië
D
Brazilië
Slide 1 - Quiz
Welk land ligt er op de plek met cijfer 2?
A
Nigeria
B
Congo
C
Zuid-Sudan
D
Egypte
Slide 2 - Quiz
Welk land ligt er op de plek met cijfer 3?
A
Zuid-Korea
B
India
C
China
D
Taiwan
Slide 3 - Quiz
Welk land ligt er op de plek met cijfer 4?
A
Zuid-Korea
B
Nieuw-Zeeland
C
Australië
D
Indonesië
Slide 4 - Quiz
Welk land ligt er op de plek met cijfer 5?
A
Noord-Korea
B
Zuid-Korea
C
China
D
Japan
Slide 5 - Quiz
Welk land ligt er op de plek met cijfer 6?
A
Irak
B
Iran
C
Saudi-Arabië
D
Israël
Slide 6 - Quiz
Welk land ligt er op de plek met cijfer 7?
A
Irak
B
Iran
C
Saudi-Arabië
D
Israël
Slide 7 - Quiz
Welk water (zee, meer, oceaan of rivier) ligt bij de letter B?
A
Amazone
B
Indische Oceaan
C
Suezkanaal
D
Atlantische Oceaan
Slide 8 - Quiz
In werkelijkheid is het BBP/hoofd in veel ontwikkelingslanden veel groter dan de getallen vaak laten zien. Dit komt NIET omdat ...
A
de formele sector zo groot is
B
de informele sector zo groot is
C
er veel ruilhandel is
D
er veel zelfvoorziening is
Slide 9 - Quiz
Dit diagram past het best bij
A
België
B
Polen
C
Nieuw Zeeland
D
Ethiopië
Slide 10 - Quiz
Wat is geen onderdeel van de VN-welzijnsindex?
A
leeftijdsopbouw
B
analfabetisme
C
inkomen
D
levensverwachting
Slide 11 - Quiz
Ongewenste verschillen in inkomen en ontwikkelingskansen tussen groepen mensen noem je ...
A
sociale ongelijkheid
B
regionale ongelijkheid
Slide 12 - Quiz
Wanneer je de ongelijkheid binnen een land zichtbaar wil maken, kun je het best gebruik maken van ...
A
de human development index
B
het BBP/hoofd
C
het BRP/hoofd
Slide 13 - Quiz
Tot welke groep binnen het wereldsysteem behoort een land als China?
A
centrum
B
semiperiferie
C
periferie
Slide 14 - Quiz
Bevolkingsspreiding is
A
het gemiddeld aantal inwoners per km2
B
de manier waarop de bevolking over een gebied verdeeld is
C
het gelijkmatig verdelen van de bevolking over een bepaald gebied
Slide 15 - Quiz
De bevolkingsspreiding wordt o.a. verklaard m.b.v. natuurlijke factoren. Wat is GEEN natuurlijke factor?
A
klimaat
B
vruchtbare bodem
C
beschikbaarheid water
D
relatieve ligging
Slide 16 - Quiz
Als gevolg van een koloniaal verleden zie je in die landen vaak dat steden
A
vooral in de binnenlanden liggen
B
vooral langs de kust liggen
Slide 17 - Quiz
Wat zijn de twee belangrijkste cultuurelementen op grond waarvan cultuurgebieden worden ingedeeld?
A
taal en sport
B
mode en sport
C
religie en mode
D
taal en religie
Slide 18 - Quiz
Diffusie vindt plaats dankzij verschillende factoren. Welke zal in de moderne tijd een minder grote rol spelen?
A
kolonialisme
B
toerisme
C
migratie
D
ict technologie
Slide 19 - Quiz
Twee beweringen: 1. Wereldwijd zijn vrouwen vaak lager opgeleid dan mannen 2. Goed onderwijs zorgt voor een verlaging van de alfabetiseringsgraad
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 20 - Quiz
Welke revolutie in de economische geschiedenis vond plaats rond 1850?
A
de agrarische revolutie
B
de industriële revolutie
C
de opkomst van de dienstenmaatschappij
Slide 21 - Quiz
Wat is GEEN verklaring voor de stijging van de arbeidsproductiviteit?
A
mechanisering
B
automatisering
C
ambacht
D
robotisering
Slide 22 - Quiz
Twee beweringen: 1. In centrumlanden werkt men vooral in de financiële en zakelijke dienstverlening 2. Het exportpakket van ontwikkelingslanden bestaat vooral uit grondstoffen
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 23 - Quiz
Als je vooral afhankelijk bent van grondstoffen ben je kwetsbaar. Welk antwoord past hier NIET bij?
A
de prijzen van eindproducten stijgen snel
B
bij handelsgewassen is er de dreiging van een misoogst
C
de prijzen van grondstoffen stijgen minder snel
D
de prijzen van grond-stoffen schommelen erg op de wereldmarkt
Slide 24 - Quiz
De natuurlijke bevolkingsgroei wordt bepaald door
A
geboorte en sterfte
B
immigratie en emigratie
Slide 25 - Quiz
De natuurlijke bevolkingsgroei is het grootst in ...
A
Europa
B
Noord-Amerika
C
Zuid-Amerika
D
Afrika
Slide 26 - Quiz
Twee beweringen: 1. De wereldbevolking neemt relatief gezien toe
2. In westerse landen ligt het vervangingscijfer onder de 2,1
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 27 - Quiz
Wat is een demografische reden voor een hoog geboortecijfer?
A
het geloof wijst geboortebeperking af
B
armoede: kind nodig als oudedagsvoorziening en arbeidskracht
C
cultuur: groot gezin geeft veel aanzien
D
jonge leeftijdsopbouw met veel vrouwen in de vruchtbare leeftijd
Slide 28 - Quiz
Twee beweringen: 1. In Nederland is vooral sprake van groene druk 2. In Florida is neemt de grijze druk steeds meer toe
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 29 - Quiz
Bij welke fase van het demografisch transitiemodel horen hoge geboorte- en sterftecijfers?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 30 - Quiz
Bij welke fase van het demografisch transitiemodel begint het geboortecijfer te dalen?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 31 - Quiz
Aan het eind van welke fase van het demografisch transitiemodel is het geboorteoverschot het grootst?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 32 - Quiz
Bij welke fase van het demografisch transitiemodel hoort een leeftijdsdiagram in de vorm van een piramide?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4
Slide 33 - Quiz
Twee beweringen: 1. In Nederland is de verstedelijkingsgraad hoog 2. In Nederland is sprake van een hoog verstedelijkingstempo
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 2 is juist,
1 onjuist
Slide 34 - Quiz
Wat is GEEN reden voor de sterke groei van de steden in de derde wereld?
A
urbanisatie
B
suburbanisatie
C
uitbreiding steden
D
natuurlijke bevolkingsgroei
Slide 35 - Quiz
Twee beweringen: 1. Een megastad is altijd een wereldstad 2. De meeste megasteden liggen in de centrumlanden