A1 Film - die dritte Sendung

• Duits
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

22:36

Voor welke gelegenheid wordt het feest gegeven?

1. Navin is jarig, het is een verjaardag
2. Navin gaat weg, het is een afscheidsfeest
3. Navin is er nieuw komen wonen, het is een welkomstfeest
4. Om Marco zijn tante te vinden

23:05

Der Kölnerdom ist ein Sehenswürdigkeit in Köln. Was ist ein Sehenswürdigkeit?

1. bezienswaardigheid
2. kerk
3. bisdom
4. stad

23:16

Er worden drie landen genoemd. Wat hebben deze landen met elkaar gemeen?

23:59

Das Brandenburger Tor ist eine Sehenswürdigkeit in Berlin. Was ist eine Sehenswürdigkeit?

27:08

Wat zou een titel voor dit spel kunnen zijn?

1. einfach essen gewoon eten
2. Welches Gericht gehört zu welchem Land? Welk gerecht hoort bij welk land?
3. Was ist dein lieblingsessen? Wat is jouw lievelingseten?
4. Was magst du nicht? Wat lust je niet?

27:50

Was erzählt Lisa?

1. Das die Leute aus verschiedene Länder herkommen
2. Dat de mensen uit verschillende landen komen
3. Das Nico verschiedene Sprachen spricht
4. Dat Nico verschillende talen spreekt

28:09

Wat is er met Selma aan de hand?

28:28

Welke talen spreekt Nico?

29:04

Het probleem lijkt opgelost want...

1. Iemand heeft geantwoord op de post en weet waar de tas is.
2. Iemand heeft geantwoord op de post en weet waar de fietsenwinkel van Jara is.
3. Iemand heeft geantwoord op de post en wil Nico bedanken dat de tas gevonden is
4. Iemand kent tante Jara persoonlijk

29:34

Was ist Lisa von Beruf?

1. Lehrerin
2. Polizist
3. Schülerin
4. Lehrer

30:27

was heißt 'buchstabieren'?

1. spellen
2. het bord
3. de tafel
4. een boek schrijven

30:28

Was ist die Übersetzung für 'die Tafel?'

1. de spelling
2. het bord
3. de tafel
4. de letters

31:41

Even paar lastige woorden...

der Bewerber = de sollicitant

mieten = huren 

kaufen = kopen

heute = vandaag

32:15

Lisa: Hast du ein Stift?
Nico: Nein, (vertaal: ik heb geen stift)

32:21

ein Zettel=

1. een bank
2. een zetel
3. een papiertje
4. een pen

32:46

Welk woord heb je niet gehoord?

1. der Bewerber = de sollicitant
2. mieten = huren
3. kaufen = kopen
4. heute = vandaag

Welche neue Wörter hast du heute gelernt?

Gut gemacht!