2e klas herhaling ev/mv, seizoen,dag, voca + ww 22-23

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welk seizoen zie je?

1. el invierno
2. el verano
3. la primavera
4. el otoño

moederdag valt altijd op een

1. sábado
2. lunes
3. domingo
4. miércoles

Wat zie je?

1. las gafas de sol
2. las pantuflas
3. las chancletas
4. el reloj

Wat zie je?

1. la bufanda
2. la nieve
3. la nariz
4. el muñeco de nieve

In het Spaans vervoegen.
Marco woont

1. Marco vive
2. Marco viven
3. Marco vivís

In het Spaans vervoegen.
wij zingen

1. vosotros cantáis
2. ellos cantan
3. nosotros cantamos

welk seizoen zie je?

1. el invierno
2. el verano
3. la primavera

Zet het woord in het meervoud.
pez

Wat zie je?
Schrijf ook het lidwoord erbij.

Vertaal in het Spaans.
mijn spinnen

1. mi arañas
2. su arañas
3. nuestro s arañas
4. mis arañas

Vertaal in het Spaans.
zijn katten

L
O

S

M

E

S

E

S

enero

abril

marzo

junio

mayo

julio

febrero

agosto

septiembre

octubre

noviembre

diciembre

mei

juni

juli

maart

februari

april

januari

augustus

september

oktober

november

december

L
O

S

D

í

A

S

sábado

miércoles

viernes

lunes

jueves

domingo

martes

donderdag

maandag

zondag

vrijdag

dinsdag

woensdag

zaterdag

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste kleuren.

amarillo

azul

negro

gris

rojo

verde

blanco

naranja

rosa

marrón

Vervoeg in het Spaans.
jullie praten

Vervoeg het werkwoord.
Marta en Ronaldo bailar

1. bailamos
2. bailáis
3. bailan
4. baila