Les 4 Examenwoorden

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOMiddelbare schoolBeroepsopleidingLeerjaar 1Studiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning
Korte herhaling leerstof tot nu toe + Quizizz (20min)
Uitleg examenwoorden (10min)
Aan de slag! (rest van de les)
Klassikaal afsluiten

Slide 2 - Slide

Voorbeelden van vaktaal?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Voorbeelden schooltaal?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is vakjargon?
Voorbeelden?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Examenwoorden NL?

Slide 10 - Slide

Examenwoorden NL
Woorden die gebruikt worden tijdens je NL examen Lezen & Luisteren

Voorbeelden?

Slide 11 - Slide

Voorbeelden examenwoorden
Aanleiding = reden om iets te gaan doen

Alinea= Een tekst is onderverdeeld in alinea's, een aantal regels over hetzelfde (deel)onderwerp

Citaat = letterlijke weergave van wat iemand heeft gezegd

Slide 12 - Slide

Aan de slag!
Maken: onderdeel examenwoorden


Klaar? Maak alle onderdelen van Taal Integraal of maak huiswerk ander vak

Slide 13 - Slide

aanbeveling
A
iemand aansporen tot handelen
B
afwegen van voor- en nadelen
C
goede raad, advies
D
bedenking, tegenwerping

Slide 14 - Quiz

citeren
A
letterlijk aanhalen van een stukje tekst
B
hoofdgedachte van de tekst
C
gevolgtrekking
D
samenhang. overeenstemming

Slide 15 - Quiz

definitie
A
precieze omschrijving van de term
B
veronderstelling, iets dat nog gewezen moet worden
C
kenmerken van iets of iemand
D
antwoord op een probleem

Slide 16 - Quiz

verwijt
A
een beschuldigende opmerking
B
ter verduidelijking
C
probleem bespreken dat aan de orde is in de tekst
D
voorbeeld geven of een nadere uitleg

Slide 17 - Quiz

veronderstelling
A
een aanname
B
onderbouwing van een standpunt
C
wetenschappelijke opvatting
D
mening, overtuiging

Slide 18 - Quiz

schrijfdoel
A
onderwerp van de tekst
B
korte samenvatting van de tekst
C
verkorte weergave van de belangrijkste informatie
D
hetgeen de schrijver wil bereiken met de tekst

Slide 19 - Quiz

weerlegging
A
bewijs dat een argument of bewering onjuist is
B
uitlegging van de weersverwachting
C
eis waaraan voldaan moet worden
D
een aanname

Slide 20 - Quiz

analyse
A
uiteenzetting van de problemen
B
systematisch onderzoek waarbij probleem duidelijk wordt
C
tekst kunnen verdelen in inleiding, kern en slot
D
argumentenstructuur in de tekst

Slide 21 - Quiz

exact
A
een redenering waaruit de juistheid van het gestelde blijkt
B
Precies. Antwoord is wetenschappelijk juist
C
redenering waaruit de juistheid van het gestelde blijkt
D
bij benadering

Slide 22 - Quiz