2023_10_17 - Vaste combinaties (B1)

Vaste combinaties
- Ik ken de vaste combinaties van zelfstandig naamwoord + werkwoord en werkwoord + voorzetsel van thema 5 en 6
- Ik kan de vaste combinaties van zelfstandig naamwoord + werkwoord en werkwoord + voorzetsel van thema 5 en 6 gebruiken
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vaste combinaties
- Ik ken de vaste combinaties van zelfstandig naamwoord + werkwoord en werkwoord + voorzetsel van thema 5 en 6
- Ik kan de vaste combinaties van zelfstandig naamwoord + werkwoord en werkwoord + voorzetsel van thema 5 en 6 gebruiken

Slide 1 - Slide

Voorkennis (Thema 5)
Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan.

Kies uit: betalen - lopen - maken - openen - opnemen - overmaken - sparen - uitgeven - verdienen - zetten

  1. reclame ...
  2. een factuur ...
  3. een handtekening ...
  4. risico ...
  5. een bankrekening ...
  6. geld ... (5 opties)
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Antwoorden
  1. reclame maken
  2. een factuur betalen
  3. een handtekening zetten
  4. risico lopen
  5. een bankrekening openen
  6. geld opnemen - overmaken - sparen - uitgeven - verdienen

Slide 3 - Slide

Voorkennis (Thema 6)
Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan.

Kies uit: boeken - breken - maken - maken - maken - nemen - nemen - pakken - reserveren - spelen
6. je koffer ...
7. foto's ...
8. piano ...
9. een record ...
10. een wandeling ...
1. een tafel ...
2. pauze ...
3. muziek ...
4. vakantie ...
5. een hotel ...

timer
5:00

Slide 4 - Slide

Antwoorden
Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan.

Kies uit: boeken - breken - maken - maken - maken - nemen - nemen - pakken - reserveren - spelen
6. je koffer pakken
7. foto's maken
8. piano spelen
9. een record breken
10. een wandeling maken
1. een tafel reserveren
2. pauze nemen
3. muziek maken
4. vakantie nemen
5. een hotel boeken

Slide 5 - Slide

Oefenen (Thema 5 en 6)
Opdracht: Maak de invulopdrachten op het werkblad.

Klaar? Maak dan zelf zinnen met (de nieuwe) vaste combinaties.
timer
15:00

Slide 6 - Slide

Voorkennis (Thema 5)
Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan. 

Kies uit: aan - aan - in - op - met - met - naar - voor - voor - voor




  • Je zou moeten stoppen ... roken.
  • Hij maakt reclame ... dure telefoons.  
  • Kun je het geld overmaken ... Wim?
  • We moeten bezuinigen ... boodschappen.
  • Hij vergiste zich ... de tijd.
  • Ik geef veel geld uit ... koffie.
  • Mijn zoon schrijft zich in ... een opleiding. 
  • We beginnen morgen ... verven.
  • Ik houd me ... mijn afspraak.
  • Waar spaar jij ... ?

Slide 7 - Slide

Antwoorden
Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan. Schrijf het woord op het wisbordje.

Kies uit: aan - aan - in - op - met - met - naar - voor - voor - voor




  • Je zou moeten stoppen met roken.
  • Hij maakt reclame voor dure telefoons.  
  • Kun je het geld overmaken naar Wim?
  • We moeten bezuinigen op boodschappen.
  • Hij vergiste zich in de tijd.
  • Ik geef veel geld uit aan koffie.
  • Mijn zoon schrijft zich in voor een opleiding. 
  • We beginnen morgen met verven.
  • Ik houd me aan mijn afspraak.
  • Waar spaar jij voor?

Slide 8 - Slide

Voorkennis (Thema 6)
Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan. Schrijf het woord op het wisbordje.

Kies uit: aan - aan - in - op - met - met - naar - voor - voor - voor




  • Ik kijk ... de vogels buiten.
  • De kinderen hebben zin ... een ijsje.
  • Hij geniet ... het mooie weer.
  • Ajax verliest de wedstrijd ... PSV.
  • Zij is gek ... kleding.
  • Ben jij tevreden ... je cijfer?
  • Hij doet mee ... het spelletje.
  • Mijn buurman is verslaafd ... alcohol.
  • Ik abonneer me ... de Leeuwarder Courant.
  • Morgen neemt iedereen deel ... de vergadering.

Slide 9 - Slide

Antwoorden
Opdracht: Bespreek samen welk woord er op de puntjes moet staan. Schrijf het woord op het wisbordje.

Kies uit: aan - aan - in - op - met - met - naar - voor - voor - voor




  • Ik kijk naar de vogels buiten.
  • De kinderen hebben zin in een ijsje.
  • Hij geniet van het mooie weer.
  • Ajax verliest de wedstrijd van PSV.
  • Zij is gek op kleding.
  • Ben jij tevreden met je cijfer?
  • Hij doet mee met het spelletje.
  • Mijn buurman is verslaafd aan alcohol.
  • Ik abonneer me op de Leeuwarder Courant.
  • Morgen neemt iedereen deel aan de vergadering.

Slide 10 - Slide

Oefenen (Thema 5 en 6)
Opdracht: Maak de invulopdrachten op het werkblad.

Klaar? Maak dan zelf zinnen met (de nieuwe) vaste combinaties.
timer
15:00

Slide 11 - Slide

Ik neem de bus om 7 uur. Ik wil niet het risico ... om te laat te komen.
A
maken
B
zetten
C
lopen
D
pakken

Slide 12 - Quiz

We gaan volgende week op vakantie, maar ik moet nog steeds een hotel ...
A
reserveren
B
boeken
C
sparen
D
uitgeven

Slide 13 - Quiz

Zal Sifan Hassan een record ... tijdens de marathon?
A
boeken
B
maken
C
nemen
D
breken

Slide 14 - Quiz

Ik ga me inschrijven ... gitaarlessen.
A
voor
B
aan
C
in
D
met

Slide 15 - Quiz

De kinderen moeten zich houden ... de regels van de school.
A
naar
B
met
C
aan
D
voor

Slide 16 - Quiz

Gisteren hebben wij ons geabonneerd ... Netflix.
A
met
B
voor
C
naar
D
op

Slide 17 - Quiz


😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll