1. Lees altijd één of twee zinnen vóór het gat en één of twee zinnen ná het gat!2. Kijk naar de titel, het plaatje en het intro van de tekst. Wat is de grote lijn?
3. Let op signaalwoorden: so, because, but, that way, that's why, however, etc.
4. Na een dubbele punt staat meestal de 'inhoud' van het gat.
5. Kijk naar tegenstellingen in de antwoorden. Als die erin staan is het één van die twee, de rest is onzin!
Bijv. A. groot
B. leuk
C. klein
D. koud