This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom
Ontleden
Lijdend voorwerp
Nederlands
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
weet je wat het lijdend voorwerp is.
kun je herkennen en uitleggen wat het lijdend voorwerp in de zin is.
kun je de vijf stappen voor het ontleden van zinnen bedenken en volgen.
kun je zelfstandig een zin ontleden waarbij je aangeeft wat de zinsdelen zijn en de PV, het OW, het WG en het LV benoemd.
Slide 2 - Slide
Ontleed de volgende zin De leerlingen van klas 1 hebben van mevrouw Wattimena een groot compliment gekregen. (kopieer de zin, ze een / tussen de zinsdeelstrepen en benoem daaronder de pv, het wg, het ow en het lv)
Slide 3 - Open question
Zinsdelen
Alle zinnen bevatten een persoonsvorm, een (werkwoordelijk) gezegde en een onderwerp.
Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp. Met het lijdend voorwerp gebeurt iets, het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.
Slide 4 - Slide
Lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt' dus als het ware 'lijdt'.
Je vint het LV door de volgende vraag te stellen:
Wat/wie + PV + OW + andere werkwoorden?
Het antwoord op die vraag is het LV.
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Dominic geeft een mooi cadeau aan Frédériqé.
De handeling is geven. Er wordt dus iets gegeven, namelijk een mooi cadeau. Dat mooie cadeau is dus het voorwerp (iets) dat de handeling ondergaat; dat pakje wordt weggegven.
PV = geeft
OW = Dominic (Wie geeft?)
WG = geeft (enige werkwoord)
LV = Wie/wat geeft Dominic? een mooi cadeau
Slide 5 - Slide
LIJDEND VOORWERP
Tim | graaft | een kuil.
Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.
lijdend voorwerp = een kuil
voorbeeld 1
ow
wwgez
Slide 6 - Slide
LIJDEND VOORWERP
Een speler | roept | de grensrechter.
Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.
lijdend voorwerp = de grensrechter
voorbeeld 2
ow
wwgez
Slide 7 - Slide
LIJDEND VOORWERP
Elin | vertelt | een verhaal.
Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.
lijdend voorwerp = een verhaal
voorbeeld 3
ow
wwgez
Slide 8 - Slide
Met wie of wat gebeurt iets in de zin? Schrijf het lijdend voorwerp op.
Bruno drinkt een glas water.
Slide 9 - Open question
Met wie of wat gebeurt iets in de zin? Schrijf het lijdend voorwerp op.
Mats roept zijn vader.
Slide 10 - Open question
Met wie of wat gebeurt iets in de zin? Schrijf het lijdend voorwerp op.
Zij heeft haar fiets uit de schuur gepakt.
Slide 11 - Open question
GAAT HET GOED?
Lukt het je om het
lijdend voorwerp van de zin steeds te vinden?
Voor de zekerheid nog een voorbeeld.
Slide 12 - Slide
LIJDEND VOORWERP
Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.
Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.
lijdend voorwerp = zijn jas
voorbeeld 4
ow
wwgez
Slide 13 - Slide
Met wie of wat gebeurt iets in de zin? Schrijf het lijdend voorwerp op.
Op het feest hebben we gebak gegeten.
Slide 14 - Open question
Met wie of wat gebeurt iets in de zin? Schrijf het lijdend voorwerp op.
Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.
Slide 15 - Open question
Stappenplan
Onderstreep de persoonsvorm.
Verdeel de zin in zinsdelen.
Selecteer het onderwerp (o), het gezegde (wg) en het lijdend voorwerp (lv)
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders.
OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto
Slide 16 - Slide
Ontleed de volgende zin De musea medewerkers kregen een mooi kerstpakket van de baas.
Slide 17 - Open question
Ontleed de volgende zin De kinderen hebben hun tekening aan de juf van groep 4 getoond.
Slide 18 - Open question
Ontleed de volgende zin De aanvoerder van het voetbalteam moet zijn vaantje geven aan de aanvoerder van de tegenstander.
Slide 19 - Open question
Na deze les,
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken (op de ELO)
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
de eerste kans van de toets al gaan maken.
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)