3H - H5 (5.1 + 5.2)

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe een voorwerp elektrisch geladen en ontladen worden

Je kunt kenmerken van positieve en negatieve lading benoemen.

Je kunt een aantal spanningsbronnen benoemen.

Slide 2 - Slide

Instructie 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Atoom
Atoom bestaat uit:
 
Kern (+)
-protonen (+)
-neutronen (0)

Elektronen (-)

Slide 5 - Slide

Statisch geladen
Elektronen springen over

Slide 6 - Slide

Kracht tussen + en -
   



Afstoten              Afstoten            Aantrekken   

Slide 7 - Slide

-
-
-
-
-
+
+
+
+
+

Slide 8 - Slide

Spanning ontladen
1. Er is een ladingsverschil tussen A en B
     Er is dus spanning.
2. Als A en B verbonden worden door een
     geleider stromen de elektronen terug.
3. Als A en B dezelfde lading hebben
     stromen er geen elektronen meer.

Ontladen is het tegenovergestelde van opladen

Slide 9 - Slide

Vandergraafgenerator
Ontlading: 
elektronen gaan terug

Slide 10 - Slide

Vandergraafgenerator
Ontlading: 
elektronen gaan terug
De spanning is heel groot
(10.000 V), maar de stroomsterkte heel klein. Daarom is het niet gevaarlijk!

Slide 11 - Slide

Lading bij een batterij
-
+

Slide 12 - Slide

Lading bij een batterij
-
+

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat weerstand is en hiermee rekenen.

Je kunt het verschil tussen een ohmse en niet-ohmse weerstand uitleggen.

Je kunt de werking van een NTC en een LDR uitleggen.

Slide 14 - Slide

Wat betekent weerstand?
Weerstand = tegenwerking

Bij elektriciteit:
De moeite die de stroom heeft om door een draad heen te stromen

Slide 15 - Slide

Als de draad dunner is, is het moeilijker voor de elektronen om er doorheen te stromen.

Slide 16 - Slide

Er staat een spanning over de draad, want de elektronen raken energie kwijt in de vorm van warmte

Slide 17 - Slide

De formule           
Je kunt de weerstand berekenen als je de spanning en de stroomsterkte weet

R:  Weerstand in ohm (Ω)
U:  Spanning in volt (V)
I:  Stroomsterkte in ampère (A)
R=IU

Slide 18 - Slide

Weerstand bepalen
Om de weerstand te bepalen meet je de stroom door en de spanning over de draad.

Slide 19 - Slide

Weerstand berekenen
2 A
8 V

Slide 20 - Slide

Verband I en U
Als de weerstand constant is geldt dat de spanning en stroomsterkte recht evenredig zijn:

Als U 2x zo groot wordt, wordt I dat ook
R=IU=21=42=8844=0,5Ω

Slide 21 - Slide

De wet van Ohm
Wanneer spanning over en de stroomsterkte door een draad zijn recht evenredig

Oftewel: Als de spanning 2× zo groot wordt, wordt de stroomsterkte ook 2× zo groot

De weerstand is dan constant, dat heet een ohmse weerstand

Slide 22 - Slide

Ohmse weerstand
 ds
.



Een ohmse weerstand geeft een rechte lijn in een (I,U)-diagram door de oorsprong

Slide 23 - Slide

Weerstand en temperatuur
.





Vaak neemt de weerstand toe als de temperatuur groter wordt
Dit is bijvoorbeeld bij een gloeilampje goed zichtbaar in het diagram

Slide 24 - Slide

Veranderlijke weerstand: NTC
Bij een NTC wordt de weerstand 
kleiner als de temperatuur groter 
wordt.

Gebruikt bij temperatuursensor

Slide 25 - Slide

Veranderlijke weerstand: LDR
Bij een LDR wordt de weerstand 
kleiner als de hoeveelheid licht
groter wordt.

Gebruikt bij lichtsensor

Slide 26 - Slide

Weerstand bepalen
Om de weerstand te bepalen meet je de stroom door en de spanning over de draad.

Slide 27 - Slide

Experiment
Bij een experiment doe je vaak onderzoek naar 
het verband tussen twee grootheden.
Je gaat één grootheid aanpassen en kijken wat er met de ander gebeurt.

Bijvoorbeeld:
Aan een veer wordt een massa gehangen; 
de uitrekking van de veer wordt opgemeten.

Een voedingskastje zet een spanning over het lampje; 
de stroomsterkte door het lampje wordt gemeten.


Slide 28 - Slide

Standaardvorm van een tabel
<-----  Gemeten grootheid 
met eenheid
 tussen haakjes

Bij dit experiment werd de spanning over het lampje aangepast. Daarom komt de spanning in de eerste kolom.
Bij dit experiment werd de stroomsterkte door het lampje gemeten. Daarom komt de stroomsterkte op de tweede kolom.

Slide 29 - Slide

Standaardvorm van een diagram
  • Teken de assen loodrecht
  • Zet langs de as de grootheden en eenheden
     zoals in de tabel.
     De grootheid die je meet moet verticaal.
  • Zet een schaalverdeling langs de as
     (denk aan asonderbreking)
  • Zet de meetpunten in de diagram
    (mag best een dikke stip zijn)
  • Teken een vloeiende lijn die zo goed mogelijk
     bij de punten past. Of een rechte met geodriehoek.

Slide 30 - Slide

Aan de slag

Slide 31 - Slide

Lading
Grootheid: lading (Q)
Eenheid: coulomb (C)


Heeft te maken met elektrische kracht

Slide 32 - Slide

Begrippen uit deze les
Elektrisch geladen
Lading
Positief, negatief en neutraal
Elektronen
Spanning

Slide 33 - Slide

Begrippen uit deze les

Slide 34 - Slide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 35 - Open question


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 36 - Open question

Volgende les:
Practicum

Slide 37 - Slide