Schrijf een gedicht van 8 regels:
Begin het gedicht met één van deze zinnen:
• ‘Waarom zie ik dat leed en gaat het aan anderen voorbij?’
• ‘Je moet je er dwars tegenin opstellen’
Eindig het gedicht met één van deze zinnen:
• ‘Alle dingen zijn schitterend’
• ‘het zonlicht stroomt dan vanzelf op je toe’
• ‘Maar op een ochtend nam ze dat mee, voorgoed’