Herhaling LJ1

Nederlands
Vrijdag 5 april 
7e lesuur 13.30-14.15u

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Vrijdag 5 april 
7e lesuur 13.30-14.15u

Slide 1 - Slide

Programma
1. Lezen
2. Uitleg 
3. Aan de slag 
4. Extra tijd? 

Slide 2 - Slide

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Vandaag krijgen jullie uitleg over de persoonsvorm. 
Dit kennen jullie al, maar even een opfrisser! 

Slide 4 - Slide

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
  • Door de zin vragend te maken kun je de persoonsvorm vinden (werkwoord vooraan is de persoonsvorm)
  • Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden (werkwoord dat verandert is de persoonsvorm)



Slide 5 - Slide

De persoonsvorm is een .....
A
Persoon
B
Ding
C
Werkwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quiz

De persoonsvorm
De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.
Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken. Het eerste werkwoord dat vooraan komt, is de persoonsvorm.
Bijvoorbeeld:
Petra heeft een leuke baan.
Heeft Petra een leuke baan?

Slide 7 - Slide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
Door de zin in een andere tijd te zetten
B
Door de zin om te draaien
C
Door ' t exkofschip te gebruiken
D
Met de getalproef

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Ik kan dit niet betalen.
A
kan
B
betalen
C
Ik

Slide 10 - Quiz

Als je het onderwerp van een tekst wilt weten stel je de vraag
A
Hoe gaat het met je?
B
Waar gaat de tekst over?
C
Hoeveel alinea's heeft de tekst?
D
Hoeveel tussenkopjes heeft de tekst?

Slide 11 - Quiz

Wat heb je nu geleerd?

Slide 12 - Open question

Waar staan de zinsdeelstrepen juist?
A
Een van de bestverkochte spellen / ter wereld / kun / je / Monopoly / wel noemen.
B
Een van de bestverkochte spellen / ter wereld / kun / je / Monopoly / wel / noemen.
C
Een van de bestverkochte spellen ter wereld / kun / je / Monopoly / wel / noemen.
D
Een van de bestverkochte spellen ter wereld / kun / je / Monopoly / wel noemen.

Slide 13 - Quiz

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Zij | heeft | kauwgom | in haar haar.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Waarom heb | je | dat | verteld?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Bij welk antwoord staan de zinsdeelstrepen goed?

A
|Vader en moeder |hebben| een feestje georganiseerd.|
B
|Vader en moeder |hebben| een feestje| georganiseerd.|

Slide 16 - Quiz

Aan de slag 
Maak de opdrachten van 
Cursus 7 Spelling
§ 10 Herhaling leerjaar 1 kgt

Ben je klaar? Steek dan je vinger op! 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Goed gewerkt!
Jullie morgen iets voor jezelf doen. 

Slide 19 - Slide

Afsluiten
Dat was het alweer! Jullie hebben goed gewerkt. 

Fijn weekend toppers! 

Slide 20 - Slide