Lezen les 7 alinea en tekstverbanden

Periode 1    Les 7
alinea's en tekstverbanden
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Periode 1    Les 7
alinea's en tekstverbanden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Je weet aan het einde van de les wat een alinea is
Je weet wat een deelonderwerp is
Je weet wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn

Slide 2 - Slide

Alinea's
Een tekst is opgebouwd uit alinea's
Tussen alinea's staan witregels
In elke alinea wordt een apart deelonderwerp uitgewerkt
De belangrijkste zin van elke alinea heet de kernzin
De kernzin geeft de hoofdgedachte van een alinea weer
De eerste zin van de alinea is meestal de kernzin, soms ook de laatste


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is het onderwerp van de vorige tekst?
A
Recessie
B
Winkelen
C
Producten
D
Budgetwinkels

Slide 5 - Quiz

Bekijk de tekst nogmaals

Slide 6 - Slide

Hoeveel alinea's heeft deze tekst?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 7 - Quiz

Hoe trekt de schrijver de aandacht in de inleiding?

Slide 8 - Open question

Uitleg
  • In de inleiding trekt de schrijver de aandacht van de lezer door een herkenbare situatie te beschrijven. Tegelijkertijd introduceert ze het onderwerp van de tekst: budgetwinkels. De vraag die ze stelt geeft een aanwijzing voor wat ze in de tekst gaat behandelen: ze gaat uitleggen waarom budgetwinkels populair zijn.
  • In het middenstuk geeft de schrijver oorzaken voor de populariteit van budgetwinkels. De schrijver deelt de tekst op in alinea’s en gebruikt de tussenkopjes ‘Recessie’ en ‘Producten: beter en meer’ om de tekst begrijpelijk en overzichtelijk te maken.
  • In het slot geeft de schrijver een samenvatting van de oorzaken die ze in de tekst noemt. Verder doet ze op basis van de tekst een voorspelling over de toekomst van budgetwinkels.


Slide 9 - Slide

Tekstverbanden
Zinnen staan in een tekst altijd met elkaar in verband
Zinnen die bij elkaar horen, vormen samen een alinea
Ook alinea's kunnen bij elkaar horen, zij vormen dan samen het deelonderwerp
Tussen de alinea's zitten dan bepaalde verbanden. Deze herken je aan signaalwoorden



Slide 10 - Slide

Welke signaalwoorden
ken je al?

Slide 11 - Mind map

Signaalwoorden en tekstverbanden
opsomming
en, ook, bovendien, verder
volgorde van tijd
eerst, daarna, vervolgens, vroeger, nu, toen
tegenstelling
maar, echter, toch
voorbeeld
bijvoorbeeld, zoals
reden of oorzaak-gevolg
doordat, omdat, want, daarom, waardoor
voorwaarde
als...dan, mits, tenzij

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Opsomming
Reden
Tegenstelling
Voorbeeld
maar
bovendien
want
en
zoals
echter
omdat
ook
bijvoorbeeld
daarnaast
enerzijds-
anderzijds

Slide 14 - Drag question

Op de markt heb ik appels, druiven, aardappels en wortels meegenomen
Welk signaalwoord en tekstverband zie je?
A
op - tegenstelling
B
en - tegenstelling
C
op - opsomming
D
en - opsomming

Slide 15 - Quiz

Doordat het regende kwam ik te laat in de les.
Welk tekstverband zie je hier?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 16 - Quiz

Als je vandaag je brood opeet, krijg je van mij een snoepje vanmiddag.
Welk tekstverband zie je hier?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 17 - Quiz

Ik zou heel graag meegaan naar het festival, maar ik moet naar mijn moeder verjaardag
Welk tekstverband zie je hier?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Ik ga vanavond naar de stad om verschillende kledingstukken te kopen, zoals broeken, topjes en T-shirts
Welke signaalwoorden zie je hier?
A
verschillende - zoals
B
zoals - en
C
verschillende - en
D
vanavond - en

Slide 19 - Quiz

Eerst maak je je kamer schoon, daarna kun je met Martijn spelen.
Wat is het tekstverband?
A
volgorde van tijd
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Wat wil je behandelen
in de volgende les

Slide 21 - Mind map

Hoe tevreden ben je over deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll