SAMENHANG & LEESVAARDIGHEID


Samenhang & leesvaardigheid
Examentraining

  1. samenhang in een tekst
  2. verschillende verbanden
  3. tekstanalyse
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson


Samenhang & leesvaardigheid
Examentraining

  1. samenhang in een tekst
  2. verschillende verbanden
  3. tekstanalyse

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Soorten signaalwoorden
  1. Opsomming
  2. Toelichting of uitleg 
  3. Tegenstelling 
  4. Reden of verklaring 
  5. Oorzaak EN gevolg 
  6. Doel EN middel
  7. Voorbeeld of bewijs 
  8. Voorwaarde
  9. Vergelijking 
  10. Samenvatting of conclusie 

Betekenis
  1. een bepaalde volgorde (kan ook in tijd)
  2. opheldering
  3. verschillende zaken tegenover elkaar 
  4. het waarom (intern)
  5. door het één, gebeurde het andere (extern)
  6. doordat je het ‘middel’ gebruikt, kom je tot een bepaald doel
  7. om iets te verduidelijken
  8. iets dat nodig is of waarvan je eist dat het gebeurt, voordat iets anders gebeurt
  9. naast elkaar bekijken: gelijkenis vaststellen
  10. in het kort weergeven of een gevolgtrekking

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

verschil reden en oorzaak
Een reden heeft te maken met de menselijke wil of keuze.
  • Er zijn veel goede redenen om te stoppen met roken. 
    (daarom/ omdat)

Een oorzaak heeft te maken met externe omstandigheden.
  • Door een nog onbekende oorzaak had de trein vanmorgen
     vertraging. (doordat/ daardoor)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Koppel het signaalwoord aan het juiste tekstverband.
Opsomming
Tegenstelling
Voorwaarde
Echter
Maar
Daarentegen
Bovendien
En
Als
Tenzij
Indien
Daarnaast

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Ik neem altijd een boterham, een koekje en fruit mee. Ook een flesje drinken mag niet ontbreken.
A
vergelijking
B
Opsomming
C
voorbeeld

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Mandarijnen lijken soms op sinaasappels.
A
voorbeeld
B
samenvatting-conclusie
C
vergelijking

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Mandarijnen zijn bijvoorbeeld vaak heel sappig, daardoor krijg je vieze handen.
A
voorbeeld
B
doel-middel
C
oorzaak-gevolg

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Om niet te laat te komen, ga ik altijd op tijd van huis.
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tijd

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Op school wil ik voor de les nog van alles doen, zoals even kletsen met mijn vriendin.
A
voorbeeld
B
voorwaarde
C
opsomming

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wij laten ons niet langer de hele tijd opjagen
Modelen:
  • samen lezen
  • samen vragen doornemen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
  1. A
  2. A
  3. A
  4. B
  5. C
  6. A
  7. A
  8. A
  9. C
  10. B
0 fout = 10
1 fout = 8,5
2 fout = 7,0
3 fout = 5,5
4 fout = 4,0
5 fout = 2,5
6 fout of meer = 1,0

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Scholen moet
Modelen:
  • samen lezen
  • samen vragen doornemen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden

  1. B  
  2. C
  3. B
  4. C
  5. B
  6. C
  7. B
  8. A
  9. A
0 fout = 10
1 fout = 8,5
2 fout = 7,0
3 fout = 5,5
4 fout = 4,0
5 fout = 2,5
6 fout of meer = 1,0

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Link

Lubach september 2020
Indien tijd over of extra oefenmateriaal
Vragen bij PISA: wat kunnen onze 15-jarigen eigenlijk niet?
1. Wat is het onderwerp van deze tekst?
Het onderwerp formuleer je in een woord of woordgroep (géén hele zin).
2. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Oftewel: wat zegt de schrijver, in één hele zin, over dit onderwerp? Let op: formuleer je antwoord op zo’n manier dat het duidelijk is voor iemand die de tekst helemaal niet gelezen heeft.
3. Wat is het doel van deze tekst?
4. Welke tekstsoort is dit?
5. Op welke manier trekt de schrijver de aandacht in de inleiding?
(Bijvoorbeeld met een anekdote, een vraag, aankondigen van het onderwerp, etc.)
6. Waarmee sluit de schrijver af?
(Bijvoorbeeld met een samenvatting, een conclusie, een oproep, etc.)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

TOT SLOT
  • Ga naar opdrachten in teams en maak de eerste tekst
  • Log in op oefenen facet en maak 
  • mbo 3f 2019-2020 luisteren

Slide 18 - Slide

This item has no instructions