This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 10 min
Items in this lesson
Spelling H.4
Tussenletters in samenstellingen
Slide 1 - Slide
Doel
Je weet wat een samenstelling is. Je weet wanneer je een -e, een -s of een -(e)n in een samenstelling schrijft.
Slide 2 - Slide
Even testen...
A
beresterk
B
berensterk
Slide 3 - Quiz
Even testen...
A
brekebeen
B
brekenbeen
Slide 4 - Quiz
Even testen...
A
gerstebier
B
gerstenbier
Slide 5 - Quiz
Even testen...
A
maneschijn
B
manenschijn
Slide 6 - Quiz
Even testen...
A
secondewijzer
B
secondenwijzer
Slide 7 - Quiz
Even testen...
A
stationchef
B
stationschef
Slide 8 - Quiz
Even testen...
A
suikersoort
B
suikerssoort
Slide 9 - Quiz
Even testen...
A
takkenwijf
B
takkewijf
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Tussenletters in samenstellingen
Een samenstelling is twee woorden aan elkaar geplakt.
Soms heb je een tussenletter nodig.
-s toevoegen als je: In de samenstelling ook –s hoort. Let op: als je de –s niet hoort, kun je het tweede deel van het woord vervangen die een woord dat niet met een s-klank begint. Je schrijft een tussen-s als je dan de –s hoort (stationschef --> stationsklok).
Slide 13 - Slide
Tussenletters in samenstellingen
Een samenstelling is twee woorden aan elkaar geplakt.
Soms heb je een tussenletter nodig.
-en toevoegen als je: Als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op –en heeft (berenpoot).
Slide 14 - Slide
Uitzonderingen op -(e)n regel:
Geen -(e)n wanneer het eerste deel:
geen mv heeft: benzinelucht
uniek is: zonnestraal
zowel een mv op -en als op -s heeft: groentesoep
geen ZN is: huilebalk
het tweede deel versterkt: apetrots
van een werkwoord komt: spinnewiel
Slide 15 - Slide
Nu jij...
Werk aan de opdrachten van H.4 SpellingTussenletters in samenstellingen