hst 3 paragraaf 5 "rendement"

3.5 Rendement
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.5 Rendement

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt twee manieren beschrijven om energie te besparen.
  • Je kunt rendement uitleggen aan de hand van een energie-stroomdiagram.
  • Je kunt het rendement van een apparaat berekenen aan de hand van de gebruikte energie.
  • Je kunt het rendement van een apparaat berekenen aan de hand van het opgenomen vermogen en het afgegeven vermogen.
  • Je kunt beschrijven hoe het rendement van een cv-ketel verbeterd kan worden.

Slide 2 - Slide

Planning voor deze les
Uitleg rendement
Vragen over het begrip nuttige energie
Herhaling van    E=P x t   &    P = U x I
Maken opgaven

Slide 3 - Slide

Rendement
  • Griekse letter 'eta': η
  • Geen eenheid, vaak met
    procenten aangegeven
  • η = wat er nuttig uit komt /
    alles wat je er in stopt
  • Kan zowel met energie als
    met vermogen:

Slide 4 - Slide

Rendement
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt. Door het percentage nuttige energie te berekenen, kun je het rendement vinden. 

Slide 5 - Slide

Wat is de nuttige energie van deze centrale?
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
warmte
D
straling

Slide 6 - Quiz

Wat is de nuttige energie van dit apparaat?
A
chemische energie
B
stralingsenergie
C
bewegingsenergie
D
elektrische energie

Slide 7 - Quiz

Wat is de nuttige energie van dit apparaat?
A
warmte
B
lichtenergie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie

Slide 8 - Quiz

Wat is de opgenomen energie van deze kolencentrale? (energie die erin gaat)
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
warmte
D
straling

Slide 9 - Quiz

Wat is de opgenomen energie van dit apparaat? (energie die erin gaat)
A
chemische energie
B
stralingsenergie
C
bewegingsenergie
D
elektrische energie

Slide 10 - Quiz

Wat is de opgenomen energie van deze windmolen? (energie die erin gaat)
A
warmte
B
elektrische energie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie

Slide 11 - Quiz

James Watt
De hoeveelheid energie die een apparaat per seconde gebruikt, noem je het vermogen van dat apparaat. De eenheid van vermogen is watt (W).

Slide 12 - Slide

vermogen
de hoeveelheid energie die een apparaat per tijdseenheid omzet
Grootheid vermogen  symbool P (power)
eenheid watt symbool W (1W = 1 J/s)

Slide 13 - Slide

E = P * t

E: 
hoeveelheid warmte in joule

P: vermogen in Watt
t: tijd in seconde
P=U * I

P: vermogen in Watt
U: spanning (Volt)
I: stroomsterkte (ampère)

Slide 14 - Slide

§3.5 Rendement
Opdrachten voor de volgende les.
Noteer via gegeven, gevraagd, oplossing
de antwoorden in je schrift/klapper (A4-formaat)

Slide 15 - Slide

§3.5 Rendement
16. Een boiler is gevuld met water dat verwarmd moet worden  
       van 15˚C tot 80˚C. 
       Voor het verwarmen van het water is volgens een     
       berekening 31,4kJ warmte nodig. 
       In werkelijkheid is er voor het verwarmen 38,3 kJ nodig.
      a. Geef een verklaring/reden voor dit verschil.







Slide 16 - Slide

§3.5 Rendement
16. Een boiler is gevuld met water dat verwarmd moet worden  
       van 15˚C tot 80˚C. 
       Voor het verwarmen van het water is volgens een     
       berekening 31,4kJ warmte nodig. 
       In werkelijkheid is er voor het verwarmen 38,3 kJ nodig.
      b. Bereken het rendement van de boiler.






Slide 17 - Slide

§3.5 Rendement
17. Door een beekje stroomt per minuut 4,8m3 water.
      Dit water wordt gebruikt om een waterrad te laten draaien.
      Voor en na het waterrad is een hoogteverschil van 2,0m.
       a. Bereken de zwaarte-energie van 4,8m3 water 
            op 2,0m hoogte.
             1m3 water heeft een massa van 1,0∙103 kg.

Slide 18 - Slide

§3.5 Rendement
17. Door een beekje stroomt per minuut 4,8m3 water.
      Dit water wordt gebruikt om een waterrad te laten draaien.
      Voor en na het waterrad is een hoogteverschil van 2,0m.
     b. Bereken het opgenomen vermogen van het waterrad.
          Pop is in dit geval gelijk aan de hoeveelheid 
                   zwaarte-energie die per seconde wordt omgezet.

Slide 19 - Slide

§3.5 Rendement
17. Beekje: per minuut 4,8m3 water, om een waterrad te laten      
       draaien. Hoogteverschil = 2,0m.
     c. Het waterrad is gekoppeld aan een dynamo, die elektrische energie     
          opwekt. Het rendement van het waterrad en de dynamo samen is 50%.
         Hoe groot is het elektrisch vermogen dar de dynamo levert?







Slide 20 - Slide

§3.5 Rendement
18. Lees het artikel van de led-lampen. 
      


Slide 21 - Slide

§3.5 Rendement
18. Lees het artikel van de led-lampen. 
       Bij het berekenen van de energiebesparing gaat 
       de fabrikant uit van een kWh-prijs. 
      a. Wat kost 1 kWh volgens deze fabrikant? 
      b. Het nuttig vermogen van de spaarlamp is 1 W. 
           Bereken het rendement van de spaarlamp.


Slide 22 - Slide

§3.5 Rendement
19. Bekijk de energie-stroomdiagrammen. 
 



Slide 23 - Slide

§3.5 Rendement
19. Bekijk de energie-stroomdiagrammen. 
      Bereken het rendement van:
      a. De hogedruk-natriumlamp van 400W.




Slide 24 - Slide

§3.5 Rendement
19. Bekijk de energie-stroomdiagrammen. 
      Bereken het rendement van:
    b. Het heetwatertoestel van 8,2kW.




Slide 25 - Slide

§3.5 Rendement
19. Bekijk de energie-stroomdiagrammen. 
      Bereken het rendement van:
     c. De netadapter van 20W.




Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video