1kt 12.3

Programma

Leerdoelen


Aan de slag

Afsluiten


Programma      29 juni
  • Start
  • Terugblik
  • Lesdoelen
  • Uitleg 12.3
  • Aan de slag 12.3
  • Afsluiting
Vergelijking oplossen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma

Leerdoelen


Aan de slag

Afsluiten


Programma      29 juni
  • Start
  • Terugblik
  • Lesdoelen
  • Uitleg 12.3
  • Aan de slag 12.3
  • Afsluiting
Vergelijking oplossen

Slide 1 - Slide

11.3 Vergelijking oplossen
Stappenplan

1) Noteer de vergelijking
2) Maak een pijlenketting bij de vergelijking
3) Maak de omgekeerde pijlenketting
4) Los de vergelijking op (bereken het IN-getal).
5) Controleer je antwoord met de formule.

voorbeeld

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

Aan het eind van deze les ..


.. kun je een vergelijking oplossen.







Slide 3 - Slide

Aan de slag

Maken en nakijken 18 t/m 25


Klaar? 

Kijk je werk na en maak test jezelf op je Ipad!



Werken in stilte of 

op fluitstertoon!




timer
30:00

Slide 4 - Slide


Noteer 1 vraag die je nog
wilt stellen 
of een opgave die je lastig vindt.

Slide 5 - Open question


Noteer 2 dingen die je tijdens 
deze les hebt geleerd.

Slide 6 - Open question

11.4 Hoeken berekenen 

Hoekensom driehoek = 180 graden 

Hoekensom vierhoek = 360 graden


Gestrekte hoek = 180 graden

Rechte hoek = 90 graden

Volle hoek = 360 graden

Overstaande hoeken zijn even groot.

Basishoeken zijn even groot.

Slide 7 - Slide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 
a5=b

Slide 8 - Slide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?
a5=b

Slide 9 - Slide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
a5=b
a5=85

Slide 10 - Slide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
 
Los de vergelijking op:                 
a5=b
a5=85

Slide 11 - Slide

11.3 Vergelijking oplossen
a = aantal keer zwemmen
b = bedrag in euro's 

In een jaar heeft David 85 euro uitgegeven aan zwemmen.

Welke vergelijking hoort hierbij?     
 
Los de vergelijking op:                 
a5=b
a5=85
a=17

Slide 12 - Slide