Oefenen SE H5, H6 en H7 verkort

Oefenen voor SE
 ECONOMIE
Hoofdstuk 5 t/m 7 
Pincode 6e editie 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Oefenen voor SE
 ECONOMIE
Hoofdstuk 5 t/m 7 
Pincode 6e editie 

Slide 1 - Slide

Een staatsschuld ontstaat door in de jaren met een begrotingstekort:
A
Geld uit te geven
B
Geld te lenen
C
Geld te sparen
D
Geld te hebben

Slide 2 - Quiz

Geef (door middel van slepen) aan of de genoemde belasting een vorm van directe of indirecte belasting is.
Directe belastingen
Indirecte belastingen
BTW
Loon en inkomstenbelasting
Accijns
Vennootschapsbelasting
Motorrijtuitenbelasting
Invoerrrechten

Slide 3 - Drag question

Geef (door middel van slepen) aan wat wel / niet gevolgen zijn van economische groei. 
Wel
Niet
Minder overheidsuitgaven
Meer subsidie voor bedrijven
Meer subsidie voor bedrijven
Minder welvaart

Slide 4 - Drag question

In welk land is sprake van een progressief belastingtarief?

Verklaar je antwoord met een berekening.

Slide 5 - Open question

Estland is een van de weinige landen met één tarief van 26% inkomstenbelasting. Sommige politici in ons land zouden ook graag zo'n vlaktaks willen, al zou het percentage dan wel hoger worden dan in Estland.

Noem een argument vóór en een argument tegen de vlaktaks.

Slide 6 - Open question

Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-. Daarnaast heeft ze net een huis gekocht van € 300.000 met een hypotheek van € 250.000,-. De hypotheekrente bij de bank is 4,5%. Het eigen woningforfait is 0,55%, de WOZ-waarde is € 270.000,-.
Bereken haar belastbaar inkomen.

Slide 7 - Open question

Sommige politieke partijen vinden de inkomensverschillen in Nederland te groot. Bedenk twee overheidsmaatregelen om de inkomens te nivelleren.

Slide 8 - Open question

Leg uit waarom nivellering ervoor kan zorgen dat er aan de bovenkant van de arbeidsmarkt minder goed geconcurreerd kan worden.

Slide 9 - Open question

Bekijk de bron. Marco en Jennifer hebben een aardig vermogen opgebouwd. Op 1 januari hadden zij op hun spaarrekeningen een bedrag van € 51.000 staan. De waarde van hun beleggingen in aandelen en staatsobligaties was op dat moment € 133.000.
Bereken het bedrag van Marco en Jennifer aan belasting verschuldigd zijn in box 3.

Slide 10 - Open question

1 =                                               Kies uit:
2 =                                                  
3 =                                                 
4 =                                                 
5 =                                                  
6 =                                                  
Na een periode van hoogconjunctuur belandt een economie vaak in een recessie. Volgens een econoom is zo’n recessie nodig om de nadelige gevolgen van hoogconjunctuur ongedaan te maken.Volgens deze econoom zal in een recessie de krapte op de arbeidsmarkt …(1)…, waardoor het voor bedrijven …(2)… wordt om personeel te vinden. Veel bedrijven zullen hun prijzen …(3)…, waardoor de inflatie ...(4)…. Het begrotingstekort van de overheid zal …(5)…, doordat de belastingontvangsten …(6)…, terwijl de uitgaven moeilijk kunnen worden aangepast.
afnemen
toenemen
makkelijker
moeilijker
verhogen
verlagen
afneemt
toeneemt
afnemen
toenemen
dalen
stijgen

Slide 11 - Drag question

Welke uitspraak past bij een sociale markteconomie?
A
De overheid geeft met strenge regels vorm aan de samenleving
B
De overheid mengt zich niet in het spel van vraag en aanbod
C
De overheid zorgt ervoor dat het land aantrekkelijk is voor grote bedrijven
D
De overheid zorgt met wetten en regels voor een bestaansminimum

Slide 12 - Quiz

3. Een planeconomie heeft geen marktwerking, terwijl dat wel zo is bij een vrijemarkteconomie en sociale markteconomie ... ?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Wat is privatisering?
A
De overheid koopt een dienst of activiteit van een particulier bedrijf met het idee hier winst me te kunnen maken.
B
De overheid stimuleert particuliere bedrijven om meer mensen in dienst te nemen.
C
De overheid verkoopt een dienst of activiteit aan een bedrijf in de particuliere sector.
D
Het privévermogen van eigenaren van bedrijven in de particuliere sector wordt door de overheid beschermd.

Slide 14 - Quiz

Welke instanties geven er advies aan de overheid?

Slide 15 - Open question

Wanneer de overheid aflost op de staatsschuld. Wat voor gevolgen heeft dat op de rentekosten op de staatsschuld
A
Deze worden hoger
B
Deze blijven gelijk
C
Deze worden lager

Slide 16 - Quiz

Wat is een staatsschuld?
A
Het totaal van de export die een land heeft gemaakt
B
Het totaal van de import die een land heeft gemaakt
C
Het totaal van de schulden die een land heeft gemaakt.
D
Een deel van de schulden die een land heeft gemaakt.

Slide 17 - Quiz

Een begrotingstekort is:
A
De verwachte inkomsten van de overheid zijn groter dan de verwachte uitgaven.
B
De verwachte inkomsten van de overheid zijn lager dan de verwachte uitgaven.
C
De schuld die de overheid heeft opgebouwd door geld te lenen.

Slide 18 - Quiz

Wat kan de overheid doen wanneer er een begrotingstekort is ontstaan?

Slide 19 - Open question

BBP 150 miljard. Begrotingstekort: 4 miljard euro. Bereken het begrotingstekort in % van het BBP. Afronden op 1 decimaal.

Slide 20 - Open question

Volksverzekeringen worden betaald door...
A
Iedere burger in Nederland
B
De overheid
C
Alle mensen die belasting betalen in Nederland

Slide 21 - Quiz

Volksverzekeringen zijn…
A
sociale voorzieningen die iedere inwoner van inkomen voorziet in moeilijke tijden.
B
sociale verzekeringen voor alle mensen die werken in Nederland.
C
financiële bijdragen van de overheid voor gepensioneerden.
D
sociale verzekeringen voor alle inwoners.

Slide 22 - Quiz

Welke is GEEN weknemersverzekering?
A
WW
B
WWB
C
WIA

Slide 23 - Quiz

Vergrijzing is vooral een probleem voor
A
AOW
B
Pensioen

Slide 24 - Quiz


In welke bevolkingspiramide is er sprake van vergrijzing?
A
1950
B
2050

Slide 25 - Quiz

Wat is het juiste gevolg van vergrijzing?
A
Dat er veel oude mensen zijn dan jongeren.
B
Er moeten steeds meer uitkeringen (AOW) worden betaald.
C
De AOW leeftijd is verhoogd door de overheid.
D
De zorg is verbeterd waardoor mensen langer blijven leven.

Slide 26 - Quiz