Meervoud les 2

Notification
Deze les heeft alleen maar zin als je het huiswerk van de vorige les hebt gemaakt. Je leert er anders niks van.

Er zijn 4 manieren waarop je Engelse woorden in het meervoud kan opschrijven. 
Welke manieren zijn dat? Voorbeeld: De meeste woorden krijgen een -s erachter. 
Zoek in je TB nog 3 manieren waarop een woord in het Engels in het meervoud wordt opgeschreven en schrijf dit op in je notitieboek en neem dit mee naar de les.
Grammar uitleg Meervoud "Plural"
TB (KgT) p. 100 & 101
TB (TL) p. 86



Oefen en maak de opdrachten met meervoud "plural"

TL WB: ex: 38, 39 & 43 on page 82 and 83
KgT WB: ex: 16 & 21 on pages 93 & 94 4









1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Notification
Deze les heeft alleen maar zin als je het huiswerk van de vorige les hebt gemaakt. Je leert er anders niks van.

Er zijn 4 manieren waarop je Engelse woorden in het meervoud kan opschrijven. 
Welke manieren zijn dat? Voorbeeld: De meeste woorden krijgen een -s erachter. 
Zoek in je TB nog 3 manieren waarop een woord in het Engels in het meervoud wordt opgeschreven en schrijf dit op in je notitieboek en neem dit mee naar de les.
Grammar uitleg Meervoud "Plural"
TB (KgT) p. 100 & 101
TB (TL) p. 86



Oefen en maak de opdrachten met meervoud "plural"

TL WB: ex: 38, 39 & 43 on page 82 and 83
KgT WB: ex: 16 & 21 on pages 93 & 94 4









Slide 1 - Slide

Noem 5 manieren hoe Engels woorden in het meervoud veranderen

Slide 2 - Open question

Meervoud (plural)
Regel 1:

Zelfstandig naamwoord + s

One apple                                                                                  Two apples

Slide 3 - Slide

Wanneer verandert een Engels woord in het meervoud met de letters -es?

Slide 4 - Open question

Meervoud (plural)
Regel 2:

Zelfstandig naamwoord eindigt op een sis - klank = + es

One watch                                                                          Two watches

Slide 5 - Slide

Meervoud (plural)
Regel 3:

Zelfstandig naamwoord eindigt op een -o = + es

One hero                                                            Two heroes

Slide 6 - Slide

Wanneer verandert een Engels woord in het meervoud met de letters -ies?

Slide 7 - Open question

Meervoud (plural)
Regel 4:

Zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker + Y = -ies

One baby                                                                            Two babies

Slide 8 - Slide

Wanneer verandert een Engels woord in het meervoud met de letters -ves?

Slide 9 - Open question

Meervoud (plural)
Regel 5:

Zelfstandig naamwoord eindigt op een -f of -fe = ves

One wolf                                                   Three wolves

Slide 10 - Slide

Wanneer verandert de complete vorm en klank van een Engels woord in het meervoud?

Slide 11 - Open question

Meervoud
Regel 6:

Zelfstandig naamwoord is onregelmatig = eigen vorm

One goose                                                            Two geese

Slide 12 - Slide


A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 13 - Quiz


A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 14 - Quiz


A
monky's
B
monkies
C
monkeys
D
monkys

Slide 15 - Quiz

Uniform
A
uniformes
B
uniform's
C
uniforms
D
uniformies

Slide 16 - Quiz


A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies

Slide 17 - Quiz

Thief
A
thiefs
B
thiefes
C
thiefies
D
thieves

Slide 18 - Quiz


A
cooky's
B
cookies
C
cookys
D
cookyes

Slide 19 - Quiz


A
butterflies
B
butterflys
C
butterflie's
D
butterfly's

Slide 20 - Quiz


policeman
A
policemans
B
policemannen
C
policemen
D
policemannies

Slide 21 - Quiz


A
Brushes
B
brush's
C
brushs
D
brushies

Slide 22 - Quiz

strawberry
A
strawberries
B
strawberrys
C
strawberrys
D
strawberryes

Slide 23 - Quiz


A
elfs
B
elves
C
elfes
D
elf's

Slide 24 - Quiz


A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's

Slide 25 - Quiz


A
bus's
B
buss
C
buses
D
busses

Slide 26 - Quiz


A
leaves
B
leafes
C
leafs
D
leaf's

Slide 27 - Quiz


A
faces
B
face's
C
facies
D
facces

Slide 28 - Quiz


A
mouthees
B
mouth's
C
mouthens
D
mouths

Slide 29 - Quiz


A
laddies
B
ladys
C
ladies
D
lady's

Slide 30 - Quiz

Tooth
A
tooths
B
teeth
C
tooth's
D
teeths

Slide 31 - Quiz