This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Leesdoelen
&
leesstrategieën
Slide 1 - Slide
Leesdoel
De schrijver van een tekst heeft altijd een doel.
Twee van deze doelen komen het meest voor, namelijk:
- amuseren
- informeren
Slide 2 - Slide
informeren
A
recensie
B
moppenpagina
C
reclametekst
D
krantenbericht
Slide 3 - Quiz
Je leert in deze paragraaf ook het tekstdoel 'activeren'
= De schrijver wil de lezer iets laten doen: de lezer moet in actie komen.
Slide 4 - Slide
Amuserende tekst
Amuseren:
de lezer vermaken met
een grappige tekst.
Denk aan: strips, gedichten
Slide 5 - Slide
Informerende tekst: de schrijver wil informatie geven
Bijvoorbeeld: krantenartikel
Slide 6 - Slide
Informeren
Amuseren
Slide 7 - Slide
Wanneer wil de schrijver volgens jou ‘amuseren’? Je mag ook een tekst noemen die hierbij past.
Slide 8 - Open question
Wanneer wil een schrijver ‘informeren’? Je mag ook een informatieve tekst noemen
Slide 9 - Open question
Weetje....
Soms heeft een schrijver méér doelen met zijn tekst. Eén doel is altijd het belangrijkst. Dat doel noteer je als in een opdracht of een toets gevraagd wordt wat het tekstdoel is.
Slide 10 - Slide
Instructie
= een uitleg in stappen hoe je iets moet doen.
Een soort informatieve tekst.
Slide 11 - Slide
Dat waren twee leesdoelen.
Als we lezen, maken we gebruik van leesstrategieën
Als we lezen, doen we dat volgens een plan. een strategie. Een leesboek lees je anders dan wanneer je een woord opzoekt in een woordenboek.
Slide 12 - Slide
Leesstrategieën
manier van lezen
wat je doet
verkennend
titel, deeltitels, plaatjes en onderschriften bekijken, inleiding en slot lezen
nauwkeurig
alles lezen, bijvoorbeeld bij een leesboek
zoekend
als je zoekt naar iets specifieks, bijv in een woordenboek
studerend
lezen om de informatie te onthouden, bijv in een leerboek