1HV Blok 3 Grammatica Lijdend voorwerp - 2 opdracht 11

Grammatica Blok 3


Lijdend voorwerp
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica Blok 3


Lijdend voorwerp

Slide 1 - Slide

Les en doelen
  • We gaan oefenen met het lijdend voorwerp.
  • Aan het eind van de les kun je een lijdend voorwerp herkennen en benoemen in een zin.

Slide 2 - Slide

Wat weet jij nog over een lijdend voorwerp?

Slide 3 - Mind map

De vraag die je stelt om het lijdend voorwerp te zoeken, is...
A
Wie/wat + gezegde?
B
Wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
C
Wie/wat + gezegde + onderwerp?
D
Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 4 - Quiz

Het lijdend voorwerp begint NOOIT met een ...
A
lidwoord
B
voorzetsel
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 5 - Quiz

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!

Slide 6 - Slide

1. Jayde heeft gisteren vanwege een lekke band tien kilometer gelopen.
Benoem het lv.
A
Jayde
B
vanwege een lekke band
C
tien kilometer
D
zit er niet in

Slide 7 - Quiz

2. Geef je haar je telefoon?
Benoem het lv.
A
je
B
haar
C
je telefoon
D
zit er niet in

Slide 8 - Quiz

3. De molenaar weegt voor mij het meel af.
Benoem het lv.
A
De molenaar
B
voor mij
C
het meel
D
zit er niet in

Slide 9 - Quiz

4. In het nieuwe boek van Simone van der Vlugt staan veel enge passages.
Benoem het lv.
A
In het nieuwe boek
B
van Simone van der Vlugt
C
veel enge passages
D
zit er niet in

Slide 10 - Quiz

5. Plotseling brak het theeglas in twee delen.
Benoem het lv.
A
Plotseling
B
het theeglas
C
in twee delen
D
zit er niet in

Slide 11 - Quiz

6. Roy drinkt elke dag een fles energydrink leeg.
Benoem het lv.
A
Roy
B
elke dag
C
een fles energydrink
D
zit er niet in

Slide 12 - Quiz

7. Hebben jullie vandaag aan je werkstuk gewerkt?
Benoem het lv.
A
jullie
B
vandaag
C
aan je werkstuk
D
zit er niet in

Slide 13 - Quiz

8. Gelukkig heb ik het affiche voor de filmavond af.
Benoem het lv.
A
ik
B
het affiche
C
het affiche voor de filmavond
D
zit er niet in

Slide 14 - Quiz

9. Julia wachtte voor niets twee uur op Damian.
Benoem het lv.
A
Julia
B
twee uur
C
op Damian
D
zit er niet in

Slide 15 - Quiz

10. De scheidsrechter gaf de handballer een time-out van twee minuten. Benoem het lv.
A
De scheidsrechter
B
de handballer
C
een time-out van twee minuten
D
zit er niet in

Slide 16 - Quiz

Iemand vindt Mark leuk.
Benoem het lijdend voorwerp en leg uit waarom.

Slide 17 - Open question

Wat snap je nog niet
over het lijdend voorwerp?

Slide 18 - Mind map

Huiswerk

Het huiswerk voor de volgende les:

Blok 3 Grammatica
Maken opdracht 14 in eDition

Slide 19 - Slide