Unit 2 Scotland (13 november 2023)

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

HOMEWORK:

Thursday 16  November
Paragraph 2.4: 
Study expressions A t/m C
Study words: food & drinks pg 89, 90
                                
Practice grammar: pg 90 Present simple meaning & use
https://engelsklaslokaal.nl/oefenen-met-grammatica/oefenen-met-1-tijd/simple-present/


 

Slide 2 - Slide

Today:
  • Welcome & lesson goals (5 minutes)
  • Warming up (5 minutes)



  • Grammar: Present simple (meaning & use) (10 minutes)


  • TASK (30 minutes)

  • End of lesson (5 minutes)

Slide 3 - Slide

Lesson goals
  • Students:
  1. Know what the present simple is
  2. Know how to use the present simple




Slide 4 - Slide


Unit 2
Scotland

Slide 5 - Slide

PRESENT SIMPLE: MEANING & USE

Slide 6 - Slide

Never seconds, pg 65

Slide 7 - Slide

Exercise 1, pg 66 (book)

Slide 8 - Slide

Exercise 2

Slide 9 - Slide

Grammar
Present simple, meaning & use

Slide 10 - Slide

PRESENT SIMPLE

Do you remember to have (got)?

Wat is de werkwoordsvorm van to have got in de present simple?

Slide 11 - Slide

PRESENT SIMPLE
To have got:

  • I have got
  • you have got
  • He / she / it has got
  • We have got
  •  They have got


Slide 12 - Slide

Werkwoorden in de PRESENT SIMPLE
I / you / we / they --> hele werkwoord
He / she / it: hele werkwoord + s!!

  • I live in the Netherlands. -> He lives in Sliedrecht.
  • You work out a lot. -> She works out twice a week.
  • We eat meat once a week. -> It eats meat every day.
  • They own a house in the country. -> She owns a farm in Brabant.

Slide 13 - Slide

PRESENT SIMPLE
We gebruiken de present simple voor feiten, blijvende situaties of iets wat in het algemeen waar is.

  • I live in a village. (feit)

  • It rains a lot in the fall. (feit)
  • Water boils at 100 degrees Celsius (feit)

Slide 14 - Slide

Wanneer gebruik je de PRESENT SIMPLE
  • Bij gewoontes 
  • Iets gebeurt: altijd, soms, vaak, normaal gesproken, altijd of nooit   
                     (always, sometimes, often, usually of never

Voorbeelden:
  • I always drink a protein shake after my workout. (altijd)
  • He never spends his money. (nooit)
  • They usually leave for work around 8 AM. (gewoonlijk)

Slide 15 - Slide

PRESENT SIMPLE bij he/she/it
Werkwoorden die eindigen op -s, -ss-x, -z, -sh, of -ch  (sis klank)

  • I dismiss -> he dismisses
  • I guess -> she guesses
  • I relax -> he relaxes
  • I buzz -> she buzzes
  • I shush -> he shushes
  • I watch -> she watches

Slide 16 - Slide

PRESENT SIMPLE bij he/she/it

Werkwoorden die eindigen op medeklinker + -y  

  • I study -> he studies
  • I try -> she tries

Slide 17 - Slide

PRESENT SIMPLE bij he/she/it
Bij werkwoorden die eindigen op: 
  • medeklinker + -o 

I go -> he goes
I do -> she does

Slide 18 - Slide

Before we start working
Zelfstandig werken

Je kunt meer dan je denkt
Er zijn meer manieren om je vraag/probleem op te lossen
voordat je hulp aan de docent vraagt...

Slide 19 - Slide

Zit je vast? Probeer er 3!
3
3
3

Slide 20 - Slide

3
3
3
  • Wat moet ik precies doen?
  • Hoe ga ik het doen?
  • Ik ga beginnen.
  • Krijg ik het af?
  • Heb ik het af? check!


Slide 21 - Slide

TASK 
Paragraph 2.4 

  • 2  t/m 4 (BOOK)



FINISHED? 
  • Practise grammar cardinal & ordinal numbers (=Expression B) + the date (=Expression B): 
       https://engelsklaslokaal.nl/oefenen-met-grammatica/overig/getallen-datum/
  • Practise grammar present simple, meaning & use
       https://engelsklaslokaal.nl/oefenen-met-grammatica/oefenen-met-1-tijd/simple-present/





Zit je vast? Probeer er 3!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Let’s check exercises 2 t/m 4

Slide 24 - Slide