3HV UITERLIJK + KARAKTER

1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De LESSONUP

Sommige opdrachten gaan we klassikaal (KL) en andere opdrachten maak je in je tweetal (TT) en schrijf je op het foliopapier!!!!


Kijk dus goed in de slide of het om een KL opdracht gaat of een TT opdracht.


Aan het einde zal er ook een diagnostische toets worden afgenomen om te kijken hoeveel je opgestoken hebt van deze taaltaak.

Slide 2 - Slide

TT Hoe beschrijf ik het uiterlijk?
3 werkwoorden:
- Ser (zijn)
- Tener (hebben)
- Llevar (dragen)
Deze werkwoorden gebruik je in standaard combinaties. Vertaal eerst de woorden om mensen van uiterlijk te omschrijven op de  volgende slide (ejercicio 9 uit je werkboekje)

QUIZLET  vocabulario - LEER DE WOORDJES

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Let op...
Je hebt natuurlijk verschillende kleuren ogen, dus bij "tiene los ojos ..." kun je daarna zelf de juiste kleur aangeven (wel in meervoud natuurlijk)

Slide 5 - Slide

A. Beschrijf per persoon het uiterlijk TT

Schrijf de zinnen in je werkboekje.

--> 2 zinnen per persoon.


Vb. Alex tiene el pelo oscuro y largo. Alex lleva gafas negras.

FAMILIA MODERNA

Slide 6 - Slide

B. Beschrijf iemand uit de klas KL
ZELFSTANDIG
  1. Schrijf je naam boven aan het blaadje 
  2. Beschrijf de 2 personen die naast je zitten
  3. Dit schrijf je op in minimaal 4 HELE zinnen
KLASSIKAAL
  1. De docent leest 1 van de 2 beschrijvingen voor
  2. De klas raad over wie het gaat
  3. WEET JE HET??? GA DAN STAAN!!!

Slide 7 - Slide

C. Videos TT
VIDEO : Hoe ziet Gloria er uit in dit fragment?

VIDEO : Hoe zien Mitchell en Cameron er uit in dit fragment? (tot 1.00 min)

Schrijf dit op in je werkboekje

Slide 8 - Slide

TT Ejercicio 5, 6, 7, 8, 10, 11.
Ejercicio 1, 2, 3, 4 

Slide 9 - Slide

¿Quién es? KL
  1. Je krijgt een envelopje van de docent.  
  2. Leg de kaarten met de afbeelding naar beneden op je tafel .
  3. Persoon nummer 1 kiest een kaartje. LET OP, persoon nummer 2 mag het kaartje niet zien.
  4. Persoon nummer 1 (met kaartje) moet vertellen in het Spaans hoe de persoon op het kaartje er uit ziet. Persoon nummer 2 (zonder kaartje) kan proberen te raden over wie het gaat.

Slide 10 - Slide

Hoe beschrijf ik het karakter?
Gaat altijd samen met het werkwoord SER omdat het een vaste karaktereigenschap is.

QUIZLET vocabulario - LEER DE WOORDJES

Slide 11 - Slide

D. Clasifica y traduzca estos adjetivos en cualidades y defectos y escribe la traducción .
Verdeel en vertaal deze eigenschappen in goede en slechte eigenschappen en geef de vertaling. --> Schrijf dit op in je werkboekje

TT
Alegre – Amable – Curioso/a – Divertido/a – Egoísta – Generoso/a – Gracioso/a – Honesto/a – Inteligente – Listo/a – Loco/a – Modesto/a – Nervioso/a – Ordenado/a – Optimista – Orgulloso/a – Paciente – Pesado/a – Pesimista – Severo/a – Simpático/a – Sincero/a – Tímido/a – Tonto/a – Tranquilo/a – Vago/a – Antipático/a – Callado/a – Deportista – Mentiroso/a – Responsable – Empollón/ Empollona – Chivato/a – Tacaño/a – Cabezota – Desordenado/a – Romántico/a – Aburrido/a

Slide 12 - Slide

E. Unos videos TT
VIDEO : Welke karakter eigenschap vertonen Haley en haar vader Phil?

VIDEO : Welke karakter eigenschap vertoont Alex?

VIDEO : Welke karakter eigenschap vertonen Mitchell y Camaron?


Schrijf dit op in je werkboekje

Slide 13 - Slide

TT Ejercicio 1, 2, 3, 4.
Ejercicio 1, 2, 3, 4 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Pronunciación
  • V  =b
  • LL = J
  • J   =g
  • Ñ  = nj
  • H  = ...
  • CH= tsj
  • U  = oe

VERDER ELKE LETTER IN HET SPAANS APART UITSPREKEN!!


la piel / la tienda / seis / siete / nueve

Slide 16 - Slide

Pronunciación (klank)
Wanneer nou welke klank?

c + -e of -i → Engelse ‘th’ (anders gewoon ‘k’)
g + -e of -i → ‘groot’ (anders ‘goal’ )

gui / gue → gui / gue  (‘u’ niet uitspreken) 
qui / que → qui / que  (‘u’ niet uitspreken) 

 → cocinar / cocina


Slide 17 - Slide

Pronunciación (klemtoon)
1.  Accent? 
    → klemtoon op die lettergreep (te--fo-no)
 
2. Eindigt het woord op een klinker, n, of s? 
    → klemtoon op voorlaatste lettergreep (Es - pa - ña)

3. Eindigt het woord op overige medeklinkers 
    → klemtoon op laatste lettergreep (E – cua - dor)

Slide 18 - Slide

F. 
TT Beschrijf het karakter en geeft de vertaling van de karaktereigenschap.
--> 1 ZIN PER PERSOON, MEER MAG ALTIJD!

vb. Phill es gracioso
  1. Claire is ...
  2. Haley is...
  3. Alex is ...
  4. Luke is ...
  5. Joey is ...
  6. Jay is ...
  7. Gloria is ...
  8. Manny is ...
  9. Joe is ...
  10. Mitchell is ...
  11. Cameron is ...
  12. Lilly is ...


Schrijf dit op in je werkboekje

Slide 19 - Slide

La tarea
  1. Presenteren: digitaal 6 mensen presenteren (googleslide/ pp/ etc.) + uit hoofd 5 zinnen zeggen over 6 personen (dus totaal 30 zinnen). 
  2. Wie is wie boekje met mensen uit Spaanstalige wereld (sport/ entertainment/ kunst). 6 personen omschrijven in totaal 5 zinnen (dus totaal 30 zinnen). Binnen 1 thema blijven. 
  3. Filmpje (van je gezin/ op straat/ vrienden/ etc.). Minimaal 6 personen beschrijven in 5 zinnen per persoon (dus totaal 30 zinnen). Vorm zelf bedenken. 


Inleverdatum: ______________________

Slide 20 - Slide

De condities

Je werkt in tweetallen.


Je moet de opdracht met voldoende (5.5-10) hebben afgesloten om een VOLDAAN te kunnen krijgen.


Niet voldaan? Dan zal je nog een extra opdracht moeten maken.

Slide 21 - Slide

Beoordeling

Zie hiernaast voor de beoordeling.


In totaal kun je dus 10 punten halen voor een 10.


Aan het einde zal er ook een diagnostische toets worden afgenomen om te kijken hoeveel je opgestoken hebt van deze taaltaak.

Slide 22 - Slide